ALLE ARTIKELS
FOTOREPORTAGE: Brussel, de hoofdstad van vintage winkelen
In veel Brusselse wijken zijn een hoop vintageboetieks te vinden. De wekelijkse en maandelijkse markten, de tweedehandswinkels, antiquairs, Brussel is bijna een tijdmachine die ons terug naar het verleden transporteert om de beste vintage aankopen te doen. Met dit in gedachten gingen wij opzoek naar leuke vintage winkels in Brussel, en maakten we een fotoreportage voor Project B. Alles kan gerecycleerd en getransformeerd worden en een nieuw leven krijgen, maar waar vind je de leukste items? De meest retrostijlen? Hier vind je een selectie van plaatsen die zeker een bezoekje waard zijn.
ARTIKEL: De lokale handelsmarkt van Brussel
Auteurs: Finne Bollen en Thi Lan Van Damme
Grootstad Brussel heeft een gevarieerd aanbod van winkels ter beschikking. Dit gaat zowel over grote ketens als over kleine handelaars. Maar welke impact heeft de opkomst van deze grote ketens op lokale handelaars? Zijn er bepaalde initiatieven die lokale handelaars hierin gaan ondersteunen? Heeft de Coronacrisis hier een bepaalde rol gespeeld? Door de jaren heen is de handelsmarkt aanzienlijk veranderd, er zijn dan ook telkens nieuwe uitdagingen en nieuwe plannen nodig. Binnen dit artikel bekijken we de huidige situatie van de handelsmarkt in Brussel, hoe ze ondersteund worden, hoe de markt zou kunnen evolueren en bekijken we hoe de balans tussen deze lokale handelaars en grote ketens vandaag is.
De huidige handelsmarkt
Grootstad Brussel heeft een gevarieerd aanbod van winkels ter beschikking. Dit gaat zowel over grote ketens als over kleine handelaars. Maar welke impact heeft de opkomst van deze grote ketens op lokale handelaars? Zijn er bepaalde initiatieven die lokale handelaars hierin gaan ondersteunen? Heeft de Coronacrisis hier een bepaalde rol gespeeld? Door de jaren heen is de handelsmarkt aanzienlijk veranderd, er zijn dan ook telkens nieuwe uitdagingen en nieuwe plannen nodig. Binnen dit artikel bekijken we de huidige situatie van de handelsmarkt in Brussel, hoe ze ondersteund worden, hoe de markt zou kunnen evolueren en bekijken we hoe de balans tussen deze lokale handelaars en grote ketens vandaag is.
De huidige handelsmarkt
Uit bovenstaande tabel kunnen we afleiden dat er ieder jaar een daling plaatsvindt in het aantal handelszaken in Brussel. In de eerste drie periodes is er een opvallende verandering opgetreden in de Brusselse kleinhandel. Winkels die zich specialiseren in persoonlijke uitrusting en, in mindere mate, winkels die dagelijkse benodigdheden verkopen, verminderen in aantal en worden vervangen door een groter aanbod van diensten, restaurants en, in mindere mate, winkels die gericht zijn op transport en woninginrichting.
Welke initiatieven bestaan er vanuit stad Brussel om lokale handelaars te steunen?
De steun kwam vooral op tijdens de coronaperiode. Stad Brussel bood op verschillende manieren hun steun aan. Verschillende steunmaatregelen werden genomen op federaal, regionaal en gemeentelijk vlak om de economische impact door het coronavirus zoveel mogelijk te beperken. Een van de initiatieven die vanuit Stad Brussel opgericht werd, zijn de ‘BXL-cadeaubonnen’. Wanneer er online een bon gekocht werd, bood Stad Brussel de koper nog eens gratis +20% extra aankoopwaarde. Handelaars konden zichzelf inschrijven om deel te nemen aan deze actie.
Drie overige initiatieven zijn:
Hoe de handelssector er idealiter over 10 jaar zal uitzien
Tegen het jaar 2030 is de commerciële sector in Brussel versterkt en hebben Brusselaars gemakkelijke toegang tot alledaagse producten en een hoogwaardig aanbod aan restaurants en cafés in hun buurt. De handelszaken zijn innovatief en de handelaren verdienen waardig aan hun activiteiten. Een meerderheid van de handelszaken volgt de principes van de circulaire economie en stimuleert korte ketens, of zijn maatschappelijk verantwoord. De verschillende wijken van het gewest hebben elk een sterke commerciële identiteit en worden vertegenwoordigd door handelaarsverenigingen die de lokale behoeften en kenmerken goed begrijpen.
Valkuilen en punten van verbetering in de huidige handelsmarkt
Handel wordt gezien als een krachtige motor van verandering en een middel om individuele emancipatie te bevorderen, met als doel het stimuleren van een moderne stedelijke economie die rekening houdt met sociale en ecologische externe effecten. De uitdagingen zijn dus de volgende:
Hoe ziet het evenwicht eruit tussen lokale handelaars en grote ketens?
Grote ketens hebben de bovenhand genomen de afgelopen jaren. Hoewel deze tendens over heel België waar te nemen is, scoort Brussel beter dan Vlaanderen en Wallonië. In Brussel gaat het om 10% minder zelfstandige handelszaken, in Wallonië 15% en in Vlaanderen 20%. Wel is één op de tien buurtwinkels weg uit het Brusselse, maar de resterende lokale winkels zijn de afgelopen tien jaar een kwart groter geworden. Zo ook is de beschikbare verkoopoppervlakte gegroeid, dit komt neer op 19m2 meer tegenover 2009. Opvallend is dat consumenten niet meer lokaal aankopen dan decennia terug, de groei is dus voornamelijk te wijten aan de demografische groei.
Heeft er sinds de Coronacrisis een verandering plaatsgevonden in het lokaal kopen?
De meest opvallende trend die zich heeft voorgedaan sinds Corona is de stijging in de e-commerce sector. Veel zaken waren tijdens de pandemie genoodzaakt om een webshop aan te maken of om deze te optimaliseren. Het was vrijwel ‘verplicht’ om zo de sluiting van de fysieke winkels te overleven. De online alternatieven en stijging in aankopen zijn ook na de Coronacrisis nog steeds aanwezig.
Wel werd het duidelijk dat grote winkelketens zich beter konden aanpassen aan deze online activiteiten. Dit valt te wijten aan hun groter vermogen tegenover lokale handelaars. Grote bedrijven hebben meer middelen en flexibiliteit om hun personeel nieuwe taken toe te wijzen. Zo was tijdens de lockdown de stijging van online aankopen aanzienlijk, in 2020 steeg deze met 33%. Ook de tweedehands handel kende een boost na de Coronacrisis, zowel het sociaaleconomische als het ecologische aspect worden steeds belangrijker.
Is het vandaag nog mogelijk voor kleine Brusselse handelaars om op te boksen tegen grote ketens?
Ja, volgens Van Assche, coördinator voor UNIZO Brussel, moeten lokale handelaars blijven inzetten op persoonlijke service, goede kwaliteit en diversificatie om zich zo af te zetten tegen de grote ketens. Het is ook belangrijk dat de buurtbewoners deze winkels blijven bezoeken. Zij geven vaak aan het jammer te vinden als een buurtwinkel sluit, maar staan er niet bij stil dat ze hier te weinig aankopen doen en hier dus meer zouden moeten winkelen om de problematiek aan te pakken.
Welke initiatieven bestaan er vanuit stad Brussel om lokale handelaars te steunen?
De steun kwam vooral op tijdens de coronaperiode. Stad Brussel bood op verschillende manieren hun steun aan. Verschillende steunmaatregelen werden genomen op federaal, regionaal en gemeentelijk vlak om de economische impact door het coronavirus zoveel mogelijk te beperken. Een van de initiatieven die vanuit Stad Brussel opgericht werd, zijn de ‘BXL-cadeaubonnen’. Wanneer er online een bon gekocht werd, bood Stad Brussel de koper nog eens gratis +20% extra aankoopwaarde. Handelaars konden zichzelf inschrijven om deel te nemen aan deze actie.
Drie overige initiatieven zijn:
- Financiële ondersteuning: De stad Brussel biedt financiële steun aan lokale handelaars via verschillende programma's.
- Advies en begeleiding: De stad Brussel biedt ook advies en begeleiding aan lokale handelaars via haar Economische Dienst.
- Evenementen en promotie: De stad Brussel organiseert regelmatig evenementen en acties om lokale handelaars in de kijker te zetten. Zo worden er bijvoorbeeld braderieën, kerstmarkten en andere evenementen georganiseerd waar lokale handelaars hun producten en diensten kunnen promoten.
Hoe de handelssector er idealiter over 10 jaar zal uitzien
Tegen het jaar 2030 is de commerciële sector in Brussel versterkt en hebben Brusselaars gemakkelijke toegang tot alledaagse producten en een hoogwaardig aanbod aan restaurants en cafés in hun buurt. De handelszaken zijn innovatief en de handelaren verdienen waardig aan hun activiteiten. Een meerderheid van de handelszaken volgt de principes van de circulaire economie en stimuleert korte ketens, of zijn maatschappelijk verantwoord. De verschillende wijken van het gewest hebben elk een sterke commerciële identiteit en worden vertegenwoordigd door handelaarsverenigingen die de lokale behoeften en kenmerken goed begrijpen.
Valkuilen en punten van verbetering in de huidige handelsmarkt
Handel wordt gezien als een krachtige motor van verandering en een middel om individuele emancipatie te bevorderen, met als doel het stimuleren van een moderne stedelijke economie die rekening houdt met sociale en ecologische externe effecten. De uitdagingen zijn dus de volgende:
- De algemene gezondheidstoestand van de handel beoordelen, met name na de crisis;
- De huidige situatie van de Brusselse handel op het vlak van duurzaamheid analyseren door rekening te houden met de sociale en milieudimensie;
- De communicatie aanpassen aan de verschillende doelgroepen, of het nu gaat om berichten, taalgebruik of gebruikte kanalen;
- Alle verkopers die dit willen ondersteunen, ongeacht hun ontwikkeling en transitie, met aanpassing aan de diversiteit van doelgroepen (transitie van milieubeheer naar fundamentele veranderingen in businessmodellen).
Hoe ziet het evenwicht eruit tussen lokale handelaars en grote ketens?
Grote ketens hebben de bovenhand genomen de afgelopen jaren. Hoewel deze tendens over heel België waar te nemen is, scoort Brussel beter dan Vlaanderen en Wallonië. In Brussel gaat het om 10% minder zelfstandige handelszaken, in Wallonië 15% en in Vlaanderen 20%. Wel is één op de tien buurtwinkels weg uit het Brusselse, maar de resterende lokale winkels zijn de afgelopen tien jaar een kwart groter geworden. Zo ook is de beschikbare verkoopoppervlakte gegroeid, dit komt neer op 19m2 meer tegenover 2009. Opvallend is dat consumenten niet meer lokaal aankopen dan decennia terug, de groei is dus voornamelijk te wijten aan de demografische groei.
Heeft er sinds de Coronacrisis een verandering plaatsgevonden in het lokaal kopen?
De meest opvallende trend die zich heeft voorgedaan sinds Corona is de stijging in de e-commerce sector. Veel zaken waren tijdens de pandemie genoodzaakt om een webshop aan te maken of om deze te optimaliseren. Het was vrijwel ‘verplicht’ om zo de sluiting van de fysieke winkels te overleven. De online alternatieven en stijging in aankopen zijn ook na de Coronacrisis nog steeds aanwezig.
Wel werd het duidelijk dat grote winkelketens zich beter konden aanpassen aan deze online activiteiten. Dit valt te wijten aan hun groter vermogen tegenover lokale handelaars. Grote bedrijven hebben meer middelen en flexibiliteit om hun personeel nieuwe taken toe te wijzen. Zo was tijdens de lockdown de stijging van online aankopen aanzienlijk, in 2020 steeg deze met 33%. Ook de tweedehands handel kende een boost na de Coronacrisis, zowel het sociaaleconomische als het ecologische aspect worden steeds belangrijker.
Is het vandaag nog mogelijk voor kleine Brusselse handelaars om op te boksen tegen grote ketens?
Ja, volgens Van Assche, coördinator voor UNIZO Brussel, moeten lokale handelaars blijven inzetten op persoonlijke service, goede kwaliteit en diversificatie om zich zo af te zetten tegen de grote ketens. Het is ook belangrijk dat de buurtbewoners deze winkels blijven bezoeken. Zij geven vaak aan het jammer te vinden als een buurtwinkel sluit, maar staan er niet bij stil dat ze hier te weinig aankopen doen en hier dus meer zouden moeten winkelen om de problematiek aan te pakken.
Bronnenlijst
De Brusselse handel in cijfers: Evolutie van het regionale handelslandschap. (2017). In Perspective Brussels. Geraadpleegd op 23 maart 2023, van https://perspective.brussels/sites/default/files/documents/debrusselsehandelincijfers_.pdf?fbclid=IwAR0ShdCZFsriFU0X25Rs7kM1Og4Fc_AK2dHi3ljKQOXXc5WJ_ifOuPSPF9c
GEWESTELIJKE STRATEGIE VOOR ECONOMISCHE TRANSITIE 2022 - 2030. (2022). In shifting economy brussels. Geraadpleegd op 23 maart 2023, van https://shiftingeconomy.brussels/wp-content/uploads/2022/04/ShiftingEconomy-Brochure-NL.pdf
Steunmaatregelen voor handelaars. (2022, 22 september). Stad Brussel. https://www.brussel.be/steunmaatregelen-voor-handelaars
Steun de lokale handel met een BXL-cadeaubon! (2021, 18 juni). Stad Brussel. https://www.brussel.be/cadeaubon#:~:text=De%20'BXL%2Dcadeaubonnen'%20zijn,te%20nemen%20aan%20de%20actie
De Brusselse handel in cijfers: Evolutie van het regionale handelslandschap. (2017). In Perspective Brussels. Geraadpleegd op 23 maart 2023, van https://perspective.brussels/sites/default/files/documents/debrusselsehandelincijfers_.pdf?fbclid=IwAR0ShdCZFsriFU0X25Rs7kM1Og4Fc_AK2dHi3ljKQOXXc5WJ_ifOuPSPF9c
GEWESTELIJKE STRATEGIE VOOR ECONOMISCHE TRANSITIE 2022 - 2030. (2022). In shifting economy brussels. Geraadpleegd op 23 maart 2023, van https://shiftingeconomy.brussels/wp-content/uploads/2022/04/ShiftingEconomy-Brochure-NL.pdf
Steunmaatregelen voor handelaars. (2022, 22 september). Stad Brussel. https://www.brussel.be/steunmaatregelen-voor-handelaars
Steun de lokale handel met een BXL-cadeaubon! (2021, 18 juni). Stad Brussel. https://www.brussel.be/cadeaubon#:~:text=De%20'BXL%2Dcadeaubonnen'%20zijn,te%20nemen%20aan%20de%20actie
INFOGRAPHIC: Hoe kijkt de consument naar grote ketens en naar lokale handelaars in Brussel?
Als onderdeel van een onderzoek naar lokale kledingwinkels in Brussel is er een enquête uitgestuurd naar Vlaamse jongeren. Door middel van deze enquête wordt er een antwoord gevonden op de vraag: ‘Hoe kijkt de consument naar grote ketens en naar lokale handelaars in Brussel?’. Van alle respondenten komt 80% niet uit Brussel. De meeste respondenten bezoeken de Brusselse winkelstraten een paar keer per jaar. Over het winkelaanbod is 75% tevreden. Wanneer de respondenten kledingwinkels bezoeken, kiezen ze vaak voor de grotere ketens. De rest kiest voor tweedehandswinkels en een enkeling bezoekt lokale boetiekjes. Van alle respondenten kent 60% één of meerdere lokale kledingwinkels. Maar de meeste bezoeken deze zelden of maar een paar keer per jaar. De redenen die zij geven om wél te shoppen bij lokale kledingwinkels zijn: om lokale verkopers te steunen, omdat het unieke kleding verkoopt, het is gezellig, leuker en rustig en ecologisch verantwoord. Redenen van de respondenten om niet langs te gaan bij lokale kledingwinkels zijn: Het is duur, niet trendy, moeilijk te vinden, vaak op vrouwenkleding gericht, minder online bereikbaar of ze kennen er geen of hebben geen tijd. Om jongeren toch aan te trekken zijn er volgens de respondenten verschillende manieren. Zo kan de promotie beter door meer reclame te hebben, mond-tot-mondreclame en promotie door de stad. Ook online aanwezigheid zoals sociale media en webshops, wegwijzers of een centrale app vinden ze goede manieren. Verder helpt een goede ligging en een frisse uitstraling, maar het aanbod moet goedkoper en ze zouden ook plussize maten moeten aanbieden. Bovendien zou studentenkorting kunnen kunnen helpen om jongeren te trekken. Met deze vergaarde kennis is er een beter beeld over de huidige situatie omtrent lokale handel en jongeren in Brussel.
VIDEO: Jonge Brusselse ondernemer maakt juwelen en AI kunst
Deze jonge ondernemer uit Brussel specialiseert zich in artificial intelligence generated concepts, waarmee hij ‘biomorphic outdoor fashion’ en andere gekke designs creëert. Daarnaast ontwerpt hij ook ‘biomorphic’ geïnspireerde zilvere juwelen. Ondernemen in een stad als Brussel maakt voor hem wereldwijde samenwerkingen mogelijk.
ARTIKEL: Capital VZW ondersteunt jonge Brusselse ondernemers
Kasper Govaerts, Winter Van Damme en Fien Meuris
16 april 2023
Het ondernemerschap in Brussel is voor jongeren zeer interessant, hoewel het niet zonder uitdagingen komt. Zo moet er rekening gehouden worden met de grootstedelijke context van Brussel. De hoeveelheid culturele verschillen in de stad is enorm. Hier zal elke jonge ondernemer mee in aanraking komen en mee moeten leren omgaan. Vzw Capital staat in voor de begeleiding van deze jongeren. Sabine Degeyter, CAPITALENT coördinator, vertelde tijdens een interview hoe Capital te werk gaat.
16 april 2023
Het ondernemerschap in Brussel is voor jongeren zeer interessant, hoewel het niet zonder uitdagingen komt. Zo moet er rekening gehouden worden met de grootstedelijke context van Brussel. De hoeveelheid culturele verschillen in de stad is enorm. Hier zal elke jonge ondernemer mee in aanraking komen en mee moeten leren omgaan. Vzw Capital staat in voor de begeleiding van deze jongeren. Sabine Degeyter, CAPITALENT coördinator, vertelde tijdens een interview hoe Capital te werk gaat.
Bron: https://hub.brussels/nl/blog/studie-impact-van-de-crisis-op-de-ondernemersdroom-van-jongeren-in-brussel/
Capital is een vzw die actief is in Brussel en focust zich vooral op jongeren tussen de 16 en 25 jaar oud. De vzw staat in contact met heel wat partners die werken rond ondernemen in België. De vzw vormt, zoals Sabine het benoemd, een human connector tussen partners en de jongeren die proberen grip te krijgen op een toekomst als ondernemer. Op deze manier wil Capital de moeilijkheden en mogelijke angsten bij jongeren minimaliseren. De vzw wil hulpzoekende jongeren begeleiden tot doelbewuste jonge ondernemers.
Het doel van Capital is de hoeveelheid jeugdwerkloosheid in Brussel aan te pakken. Dit doet de vzw door jongeren aan te sporen om zelfstandige te worden. Capital gaat samen met jongeren op zoek naar hun passie en probeert hierop verder te bouwen. Daarnaast werkt de vzw ook actief met jongeren die vroegtijdig school verlieten. Capital vangt deze groep op en ondersteunt hen om, ook zonder diploma, jonge ondernemer te worden. Ten slotte zet de vzw zich in voor jongeren die nooit een opleiding hebben gevolgd of hier nooit de mogelijkheid tot kregen. De jongeren beslissen zelf in welke mate ze door de vzw ondersteund worden.
Capital wil vooral een tussenpersoon zijn en organiseert zelf weinig evenementen. Een uitzondering is het Young Impact Entrepreneurs Festival. Gedurende dit eendagsfestival kunnen jongeren verschillende workshops volgen waarbij ze in contact komen met de talloze partners van Capital. Jongeren die al iets verder staan in het ondernemerschap krijgen hier ook de mogelijkheid om hun ideeën te pitchen voor enkele partners, om zo mogelijke financiële steun of advies te ontvangen. Het festival bereikt jaarlijks 150 tot 200 jongeren die openstaan om de ondernemerswereld te ontdekken.
Vanaf juni 2023 zal Capital ook twee keer per jaar een bootcamp organiseren. Deze gaat nog een stap verder dan het festival. Tijdens het bootcamp kunnen jongeren, met een concreet idee, aan de slag om samen met geschikte partners een ondernemingsplan op te stellen. Ze krijgen de mogelijkheid om te werken rond een eigen onderneming of kunnen zich aansluiten bij één van de partnerorganisaties die binnen hun visie past. Ten slotte onderhoudt Capital een Whatsapp-groep. Op deze manier kunnen jongeren steeds bij de vzw terecht.
Het doel van Capital is de hoeveelheid jeugdwerkloosheid in Brussel aan te pakken. Dit doet de vzw door jongeren aan te sporen om zelfstandige te worden. Capital gaat samen met jongeren op zoek naar hun passie en probeert hierop verder te bouwen. Daarnaast werkt de vzw ook actief met jongeren die vroegtijdig school verlieten. Capital vangt deze groep op en ondersteunt hen om, ook zonder diploma, jonge ondernemer te worden. Ten slotte zet de vzw zich in voor jongeren die nooit een opleiding hebben gevolgd of hier nooit de mogelijkheid tot kregen. De jongeren beslissen zelf in welke mate ze door de vzw ondersteund worden.
Capital wil vooral een tussenpersoon zijn en organiseert zelf weinig evenementen. Een uitzondering is het Young Impact Entrepreneurs Festival. Gedurende dit eendagsfestival kunnen jongeren verschillende workshops volgen waarbij ze in contact komen met de talloze partners van Capital. Jongeren die al iets verder staan in het ondernemerschap krijgen hier ook de mogelijkheid om hun ideeën te pitchen voor enkele partners, om zo mogelijke financiële steun of advies te ontvangen. Het festival bereikt jaarlijks 150 tot 200 jongeren die openstaan om de ondernemerswereld te ontdekken.
Vanaf juni 2023 zal Capital ook twee keer per jaar een bootcamp organiseren. Deze gaat nog een stap verder dan het festival. Tijdens het bootcamp kunnen jongeren, met een concreet idee, aan de slag om samen met geschikte partners een ondernemingsplan op te stellen. Ze krijgen de mogelijkheid om te werken rond een eigen onderneming of kunnen zich aansluiten bij één van de partnerorganisaties die binnen hun visie past. Ten slotte onderhoudt Capital een Whatsapp-groep. Op deze manier kunnen jongeren steeds bij de vzw terecht.
ARTIKEL: Tweetaligheid in modern Brussel, is de taalwet achterhaald?
Yasmine Khatouti, 7 april 2023
De tweetaligheid van Brusselse burgers is een onderwerp dat regelmatig aan bod komt in de media. Het gaat hier vooral over de Brusselse ziekenhuizen en de Brusselse publieke diensten, zoals het onderwijs of het openbaar vervoer. Maar de kwestie strekt zich echter uit over alle sectoren en niveaus van het dagelijks leven in Brussel. Volgens de media verloopt het naleven van de taalwet in de hoofdstad zeer moeizaam. De taalwet van 1966 moest een einde aan dit probleem brengen, maar is dat nu zo? Hoe is de situatie geëvolueerd sindsdien?
Een korte geschiedenis
De taalwet dateert uit 1966 en wordt vaak bekritiseerd omwille van de context waarin ze werd opgericht. De tweetaligheid werd niet streng geïmplementeerd. Zo ziet men dat de tweetaligheid die toen in Brussel geïntroduceerd werd alleen geldig was in omgang met ambtenaren. Verkeersborden en officiële mededelingen in de stad verschenen in het Nederlands en het Frans, maar in het dagelijks leven sprak iedereen zijn eigen taal.
Hieruit is later in België een beweging ontstaan om de wet te veranderen en te moderniseren in de hoop een betere tweetalige dienstverlening te kunnen bieden aan de burger.
Aan de andere kant van het debat legt men de nadruk op de complexe structuur binnen de hoofdstad. Het probleem zou niet liggen bij het gewestelijk bestuur, maar bij de lokale besturen. Lokale besturen verwachten niet dat de diensten zelf tweetalig zouden zijn, maar dat de ambtenaren tweetalig moeten zijn.
De Brusselse identiteit
In tegenstelling tot wat velen denken, is de taalproblematiek in Brussel een vrij recent fenomeen. Voor de inrichting van de taalwet was er geen sprake van een culturele kloof, Vlaamse immigranten en Brusselse autochtonen maakten deel uit van dezelfde groep. De taal die ze spraken had dus geen impact op de mate waarin ze konden samenleven. Uit deze harmonie zijn verschillende gradaties van taalassimilatie zoals tweetaligheid en eentaligheid van het Frans geboren.
De verfransing die hierna plaatsvond, en die uiteindelijk leidde tot de afname van de Vlaamse identiteit, heeft gezorgd voor een opmerkelijk fenomeen dat specifiek is aan Brussel. Een nieuwe culturele identiteit ontwikkelde zich, bestaande uit een hybride mengsel van 'Brusselse' waarden en nationale waarden. Dit zorgde voor een verandering in taalgebruik, waarbij nieuwe vormen van tweetaligheid ontstonden.
Deze korte geschiedenis toont aan dat niet alleen België als land een turbulente geschiedenis kent, ook haar hoofdstad kent met haar tweetalig karakter geen gemakkelijke geschiedenis. De gevolgen hiervan, zoals het ontstaan van bepaalde vormen van tweetaligheid in Brussel, zijn vandaag nog steeds relevant.
Uit een eigen enquête over de tweetaligheid in de Brusselse transportdiensten MIVB en NMBS afgenomen bij Brusselaars, blijkt dat de meerderheid van de respondenten gelooft in tweetaligheid als onderdeel van de Brusselse identiteit. Uit deze recente enquête blijkt dat 71,6% van de respondenten het mee eens is met de uitspraak "Tweetaligheid maakt deel uit van de Brusselse identiteit".
De tweetaligheid van Brusselse burgers is een onderwerp dat regelmatig aan bod komt in de media. Het gaat hier vooral over de Brusselse ziekenhuizen en de Brusselse publieke diensten, zoals het onderwijs of het openbaar vervoer. Maar de kwestie strekt zich echter uit over alle sectoren en niveaus van het dagelijks leven in Brussel. Volgens de media verloopt het naleven van de taalwet in de hoofdstad zeer moeizaam. De taalwet van 1966 moest een einde aan dit probleem brengen, maar is dat nu zo? Hoe is de situatie geëvolueerd sindsdien?
Een korte geschiedenis
De taalwet dateert uit 1966 en wordt vaak bekritiseerd omwille van de context waarin ze werd opgericht. De tweetaligheid werd niet streng geïmplementeerd. Zo ziet men dat de tweetaligheid die toen in Brussel geïntroduceerd werd alleen geldig was in omgang met ambtenaren. Verkeersborden en officiële mededelingen in de stad verschenen in het Nederlands en het Frans, maar in het dagelijks leven sprak iedereen zijn eigen taal.
Hieruit is later in België een beweging ontstaan om de wet te veranderen en te moderniseren in de hoop een betere tweetalige dienstverlening te kunnen bieden aan de burger.
Aan de andere kant van het debat legt men de nadruk op de complexe structuur binnen de hoofdstad. Het probleem zou niet liggen bij het gewestelijk bestuur, maar bij de lokale besturen. Lokale besturen verwachten niet dat de diensten zelf tweetalig zouden zijn, maar dat de ambtenaren tweetalig moeten zijn.
De Brusselse identiteit
In tegenstelling tot wat velen denken, is de taalproblematiek in Brussel een vrij recent fenomeen. Voor de inrichting van de taalwet was er geen sprake van een culturele kloof, Vlaamse immigranten en Brusselse autochtonen maakten deel uit van dezelfde groep. De taal die ze spraken had dus geen impact op de mate waarin ze konden samenleven. Uit deze harmonie zijn verschillende gradaties van taalassimilatie zoals tweetaligheid en eentaligheid van het Frans geboren.
De verfransing die hierna plaatsvond, en die uiteindelijk leidde tot de afname van de Vlaamse identiteit, heeft gezorgd voor een opmerkelijk fenomeen dat specifiek is aan Brussel. Een nieuwe culturele identiteit ontwikkelde zich, bestaande uit een hybride mengsel van 'Brusselse' waarden en nationale waarden. Dit zorgde voor een verandering in taalgebruik, waarbij nieuwe vormen van tweetaligheid ontstonden.
Deze korte geschiedenis toont aan dat niet alleen België als land een turbulente geschiedenis kent, ook haar hoofdstad kent met haar tweetalig karakter geen gemakkelijke geschiedenis. De gevolgen hiervan, zoals het ontstaan van bepaalde vormen van tweetaligheid in Brussel, zijn vandaag nog steeds relevant.
Uit een eigen enquête over de tweetaligheid in de Brusselse transportdiensten MIVB en NMBS afgenomen bij Brusselaars, blijkt dat de meerderheid van de respondenten gelooft in tweetaligheid als onderdeel van de Brusselse identiteit. Uit deze recente enquête blijkt dat 71,6% van de respondenten het mee eens is met de uitspraak "Tweetaligheid maakt deel uit van de Brusselse identiteit".
Respondenten werden ook ondervraagd in hoeverre ze tweetaligheid belangrijk vinden in de dienstensector in Brussel, en meer specifiek bij de MIVB en de NMBS. Wel 78,4% van de respondenten vindt het niet belangrijk dat een medewerker van de MIVB/NMBS niet-tweetalig is.
Uit de cijfers hierboven is duidelijk dat tweetaligheid nog steeds een belangrijk onderdeel is van de Brusselse identiteit. Toch vinden de respondenten het niet erg als een medewerker niet-tweetalig is. Dit geeft een ander beeld van de kwestie, een beeld dat zelden in de media voorkomt.
Brussel vandaag
Cijfers uit de BRIO-taalbarometer tonen aan dat Brusselaars uit eentalige, Nederlandstalige gezinnen een flexibele houding aannemen wanneer het gaat om het overschakelen naar het Frans. In 2018 geeft 90% van de respondenten aan over te schakelen naar het Frans wanneer ze te maken hebben met een lokale ambtenaar en deze in het Frans antwoordt.
Brussel vandaag
Cijfers uit de BRIO-taalbarometer tonen aan dat Brusselaars uit eentalige, Nederlandstalige gezinnen een flexibele houding aannemen wanneer het gaat om het overschakelen naar het Frans. In 2018 geeft 90% van de respondenten aan over te schakelen naar het Frans wanneer ze te maken hebben met een lokale ambtenaar en deze in het Frans antwoordt.
Deze gegevens geven een meer genuanceerd beeld over de problematiek van tweetaligheid in Brussel. De realiteit is natuurlijk veel complexer. Nog steeds blijven de media er polariserende uitspraken over doen. Brusselaars ervaren tweetaligheid als een onderdeel van hun Brusselse identiteit. Daarbij tonen ze aan bereid te zijn om over te schakelen naar het Frans wanneer ze niet in het Nederlands geholpen kunnen worden.
Literatuurlijst
Gatz. (2021). Brussel is het Nederlands niet vergeten. Geraadpleegd op 1 april 2023, van https://svengatz.prezly.com/brussel-is-het-nederlands-niet-vergeten
Janssens, R. (2018a). BRIO-taalbarometer 4: De talen van Brussel | BRIO Brussel. Geraadpleegd op 23 januari 2023, van https://www.briobrussel.be/node/14763
Janssens, R. (2018b). BRIO-taalbarometer 4: Het Nederlands als thuistaal | BRIO Brussel. Geraadpleegd op 23 januari 2023, van https://www.briobrussel.be/node/14762
Metsenaere, M. de, & Witte, E. (1990). Taalverlies en taalbehoud bij de Vlamingen te Brussel in de negentiende eeuw. BMGN-Low Countries Historical Review, 105(1), 1–38.
Freie Universität Berlin. (2022). Nederlands in Brussel. Geraadpleegd op 1 april 2023, van https://neon.niederlandistik.fu-berlin.de/nl/nedling/taalgeschiedenis/nederlands_in_brussel/#:~:text=Na%20de%20Tweede%20Wereldoorlog%20kwamen,in%20hun%20moedertaal%20te%20volgen
Gatz. (2021). Brussel is het Nederlands niet vergeten. Geraadpleegd op 1 april 2023, van https://svengatz.prezly.com/brussel-is-het-nederlands-niet-vergeten
Janssens, R. (2018a). BRIO-taalbarometer 4: De talen van Brussel | BRIO Brussel. Geraadpleegd op 23 januari 2023, van https://www.briobrussel.be/node/14763
Janssens, R. (2018b). BRIO-taalbarometer 4: Het Nederlands als thuistaal | BRIO Brussel. Geraadpleegd op 23 januari 2023, van https://www.briobrussel.be/node/14762
Metsenaere, M. de, & Witte, E. (1990). Taalverlies en taalbehoud bij de Vlamingen te Brussel in de negentiende eeuw. BMGN-Low Countries Historical Review, 105(1), 1–38.
Freie Universität Berlin. (2022). Nederlands in Brussel. Geraadpleegd op 1 april 2023, van https://neon.niederlandistik.fu-berlin.de/nl/nedling/taalgeschiedenis/nederlands_in_brussel/#:~:text=Na%20de%20Tweede%20Wereldoorlog%20kwamen,in%20hun%20moedertaal%20te%20volgen
REPORTAGE: TWEETALIGHEID BXL
INFOGRAPHIC: TWEETALIGHEID
VIDEO: MOBILITEIT
INTERVIEW: Toegankelijkheid in Brussel: Een gesprek met David Seffer
Lina Khomsi, Dylan Baele en Fien Van Gemert
David (51) woont al zesentwintig jaar in Brussel. Toen hij naar Brussel kwam, kon hij nog stappen. In 2008 kreeg hij de diagnose van multiple sclerose, een aandoening van het centrale zenuwstelsel die ervoor zorgt dat verschillende functies kunnen uitvallen, waaronder de motoriek. Intussen doet hij bijna alle verplaatsingen in een rolstoel en enkel wanneer de afstanden echt klein zijn, kan hij met de rollator op pad. Binnenshuis wandelt hij wel nog, maar ook dat wordt moeilijker, dus is David stilaan op zoek naar een toegankelijke woning en dat is niet evident. “Toegankelijkheid is moeilijk.”
David (51) woont al zesentwintig jaar in Brussel. Toen hij naar Brussel kwam, kon hij nog stappen. In 2008 kreeg hij de diagnose van multiple sclerose, een aandoening van het centrale zenuwstelsel die ervoor zorgt dat verschillende functies kunnen uitvallen, waaronder de motoriek. Intussen doet hij bijna alle verplaatsingen in een rolstoel en enkel wanneer de afstanden echt klein zijn, kan hij met de rollator op pad. Binnenshuis wandelt hij wel nog, maar ook dat wordt moeilijker, dus is David stilaan op zoek naar een toegankelijke woning en dat is niet evident. “Toegankelijkheid is moeilijk.”
Bron: Kinumai
Dag David, u bent oprichter van Kinumai?
“Ja, samen met een vriend, Geert. We hebben Kinumai opgericht met twee doelen. Ons eerste doel was het ontwikkelen van een nieuw loophulpmiddel om de autonomie van mensen in de stad te vergroten. En daarnaast was het ook de bedoeling om ons te focussen op het toegankelijk maken van handels- en horecazaken. Uiteindelijk bleek dat loophulpmiddel zeer veel financiële middelen te vragen, waardoor we dat onderdeel hebben laten vallen. Dus is het toegankelijk maken van zaken onze eerste focus geworden. En dat is wat we nu doen, samen met het proberen bewustmaken en beïnvloeden van de mensen die het voor het zeggen hebben.”
Heeft de mede-oprichter, Geert, ook een mobiliteitsbeperking?
“Nee. Geert heeft twee dingen, een groot hart en zeer veel ondernemingservaring. Het is een zeer geëngageerde persoon die sowieso de wereld wil verbeteren, denk ik.”
Hoe is Kinumai ontstaan?
“Toch wel uit frustratie. Ik heb nog altijd een redelijk actief leven, maar vroeger was het nog actiever, toch wat de verplaatsing betreft. En het is zeer frustrerend om vast te stellen dat de café's, de restaurants, de winkels, de plaatsen waar je gewoon bent om naartoe te gaan, stilaan verdwijnen omdat ze niet meer toegankelijk zijn. Het is dus vanuit die motivatie begonnen, want ik ben niet de enige. Wij schatten – echte cijfers vinden we niet – dat ongeveer anderhalf percent van de bevolking permanent in een rolstoel zit. En wanneer je honderd mensen ziet op straat, zou daarvan statistisch gezien zeker anderhalf persoon in een rolstoel moeten zitten. Maar dat zie je niet, omdat mensen in een rolstoel veel minder buitenkomen omdat alles veel te weinig toegankelijk en veel te onzeker is. En daar willen we iets aan doen.”
“Ja, samen met een vriend, Geert. We hebben Kinumai opgericht met twee doelen. Ons eerste doel was het ontwikkelen van een nieuw loophulpmiddel om de autonomie van mensen in de stad te vergroten. En daarnaast was het ook de bedoeling om ons te focussen op het toegankelijk maken van handels- en horecazaken. Uiteindelijk bleek dat loophulpmiddel zeer veel financiële middelen te vragen, waardoor we dat onderdeel hebben laten vallen. Dus is het toegankelijk maken van zaken onze eerste focus geworden. En dat is wat we nu doen, samen met het proberen bewustmaken en beïnvloeden van de mensen die het voor het zeggen hebben.”
Heeft de mede-oprichter, Geert, ook een mobiliteitsbeperking?
“Nee. Geert heeft twee dingen, een groot hart en zeer veel ondernemingservaring. Het is een zeer geëngageerde persoon die sowieso de wereld wil verbeteren, denk ik.”
Hoe is Kinumai ontstaan?
“Toch wel uit frustratie. Ik heb nog altijd een redelijk actief leven, maar vroeger was het nog actiever, toch wat de verplaatsing betreft. En het is zeer frustrerend om vast te stellen dat de café's, de restaurants, de winkels, de plaatsen waar je gewoon bent om naartoe te gaan, stilaan verdwijnen omdat ze niet meer toegankelijk zijn. Het is dus vanuit die motivatie begonnen, want ik ben niet de enige. Wij schatten – echte cijfers vinden we niet – dat ongeveer anderhalf percent van de bevolking permanent in een rolstoel zit. En wanneer je honderd mensen ziet op straat, zou daarvan statistisch gezien zeker anderhalf persoon in een rolstoel moeten zitten. Maar dat zie je niet, omdat mensen in een rolstoel veel minder buitenkomen omdat alles veel te weinig toegankelijk en veel te onzeker is. En daar willen we iets aan doen.”
“Ik denk toch dat de maatschappij stilletjesaan richting inclusie gaat van iedereen, ongeacht kleur of seksuele geaardheid of handicap. Al heb ik soms wel de indruk dat handicap echt de laatste in de rij is.”
Wat doen jullie dan precies wanneer jullie zien dat iets niet toegankelijk is?
“We willen graag dat mensen in een rolstoel meer uit hun huis komen en dat ze meer de mogelijkheid en de gemoedsrust hebben wanneer ze dat doen. En zeer concreet is dat dus door oprijplaten aan te bieden aan handelszaken. Ik heb in het verleden zelf al winkels benaderd met de rolstoel en toen had dat een beperkt succes, maar er waren wel enkelen die erop ingegaan zijn. Ik voel dat er hier en daar toch meer de neiging is om in het verhaal mee te gaan, ik denk ook omdat het in het algemeen kadert in een verhaal van inclusie. Ik denk toch dat de maatschappij stilletjesaan richting inclusie gaat van iedereen, ongeacht kleur of seksuele geaardheid of handicap. Al heb ik soms wel de indruk dat handicap echt de laatste in de rij is. Het is dus niet zo dat winkels en masse zeggen: “Ja, geef mij maar een oprijplaat”. Het blijft niet zo evident om ze te overtuigen. Uiteindelijk is dat ook slechts een eerste stap. Zo’n eenvoudige oprijplaat installeren is niet voldoende om je zaak toegankelijk te maken. Het is wel een eerste, pragmatische oplossing en het maakt al een groot verschil, maar op termijn wil je toch een politiek die zegt dat, wanneer je een pand of zaak bouwt, deze toegankelijk moet zijn en niet gebricoleerd.
“Er is iets wat men 'universal design' noemt, en dat zegt dat voorwerpen – maar hier hebben we het dan vooral over gebouwen of de openbare ruimte – zo ontworpen moeten worden dat ze voor iedereen het gebruik en de toegang faciliteren. En dan zit je met een heel ander concept en een andere denkwijze, wat voor iedereen gewoon welkom en nuttig is.”
Wat is er nog nodig zodat mensen met een mobiliteitsbeperking een normaal leven zouden kunnen leiden?
“Er is veel nodig. Het liefst zouden we zien dat handelaars, architecten en ondernemers – en iedereen gewoon – denkt in termen van universal design en toegankelijkheid. Dus er is een mentaliteitswijziging nodig, op alle niveau's. Het is natuurlijk wel een beetje utopisch om enkel te rekenen op een mentaliteitswijziging, op een bepaald moment moet er ook een wetgeving komen en verplichting. Ik hou daar niet zo van, maar als het moet, dan moet het. In het Brussels Gewest is er nu bijvoorbeeld een nieuwe Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening in ontwerp, wat regels inhoudt voor de bouw van woningen, handels- of horecazaken en de openbare ruimte die zeer bepalend zullen zijn, toch voor de komende tien à vijftien jaar. En ook daar zien we dat wat men wil invoeren veel te laks en te weinig dwingend is, en ik vind dat niet oké.
“We willen graag dat mensen in een rolstoel meer uit hun huis komen en dat ze meer de mogelijkheid en de gemoedsrust hebben wanneer ze dat doen. En zeer concreet is dat dus door oprijplaten aan te bieden aan handelszaken. Ik heb in het verleden zelf al winkels benaderd met de rolstoel en toen had dat een beperkt succes, maar er waren wel enkelen die erop ingegaan zijn. Ik voel dat er hier en daar toch meer de neiging is om in het verhaal mee te gaan, ik denk ook omdat het in het algemeen kadert in een verhaal van inclusie. Ik denk toch dat de maatschappij stilletjesaan richting inclusie gaat van iedereen, ongeacht kleur of seksuele geaardheid of handicap. Al heb ik soms wel de indruk dat handicap echt de laatste in de rij is. Het is dus niet zo dat winkels en masse zeggen: “Ja, geef mij maar een oprijplaat”. Het blijft niet zo evident om ze te overtuigen. Uiteindelijk is dat ook slechts een eerste stap. Zo’n eenvoudige oprijplaat installeren is niet voldoende om je zaak toegankelijk te maken. Het is wel een eerste, pragmatische oplossing en het maakt al een groot verschil, maar op termijn wil je toch een politiek die zegt dat, wanneer je een pand of zaak bouwt, deze toegankelijk moet zijn en niet gebricoleerd.
“Er is iets wat men 'universal design' noemt, en dat zegt dat voorwerpen – maar hier hebben we het dan vooral over gebouwen of de openbare ruimte – zo ontworpen moeten worden dat ze voor iedereen het gebruik en de toegang faciliteren. En dan zit je met een heel ander concept en een andere denkwijze, wat voor iedereen gewoon welkom en nuttig is.”
Wat is er nog nodig zodat mensen met een mobiliteitsbeperking een normaal leven zouden kunnen leiden?
“Er is veel nodig. Het liefst zouden we zien dat handelaars, architecten en ondernemers – en iedereen gewoon – denkt in termen van universal design en toegankelijkheid. Dus er is een mentaliteitswijziging nodig, op alle niveau's. Het is natuurlijk wel een beetje utopisch om enkel te rekenen op een mentaliteitswijziging, op een bepaald moment moet er ook een wetgeving komen en verplichting. Ik hou daar niet zo van, maar als het moet, dan moet het. In het Brussels Gewest is er nu bijvoorbeeld een nieuwe Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening in ontwerp, wat regels inhoudt voor de bouw van woningen, handels- of horecazaken en de openbare ruimte die zeer bepalend zullen zijn, toch voor de komende tien à vijftien jaar. En ook daar zien we dat wat men wil invoeren veel te laks en te weinig dwingend is, en ik vind dat niet oké.
“Uiteindelijk zou het tof zijn dat je gewoon geen hulp meer nodig hebt, dat alles vlot gaat.”
Is er een verschil met studenten met een mobiliteitsbeperking?
“Ik ben natuurlijk nooit student geweest met een beperkte mobiliteit, maar ik denk dat er een zeer groot verschil is, in die zin dat studenten in volle ontwikkeling en volle ontdekking van het leven zitten en dat het voor hen nog pijnlijker is om niet mee te kunnen gaan op café, naar een fuif, naar een theater of zelfs naar de aula. Ik ben wel bijvoorbeeld in aula's gekomen de laatste jaren en ofwel zit je in een hoekje achteraan, ofwel in een hoekje vooraan. En het zou fijn zijn dat men daar toch ook eens rekening mee houdt. Naast de gebouwen, denk ik dat ook de sensibilisering van de omgeving belangrijk is. Ik heb er wel vertrouwen in dat studenten behulpzaam zijn en zelf merk ik op straat dat veel mensen mij willen helpen, dus op dat vlak is dat wel oké. Maar uiteindelijk zou het tof zijn dat je gewoon geen hulp meer nodig hebt, dat alles vlot gaat. Het is dus op veel verschillende niveau's en het zal niet op een paar maanden of een jaar gebeuren. Zelfs niet op vijf of tien jaar, vrees ik.”
En wat vindt u van het openbaar vervoer in Brussel?
“Dat is zeer wisselvallig. Er zijn metrohaltes waar alles vlot toegankelijk is, maar dan ben je nooit zeker of het bij een volgende metrohalte ook vlot zal lopen. Je moet dan vaak omwegen of andere routes nemen, overstappen en assistentie vragen. De MIVB doet wel haar best, hè. Er is assistentie op het openbaar vervoer, maar er zijn zeker bus- en tramhaltes die niet toegankelijk zijn, dus daar is zeer veel werk aan de winkel.
“Je hebt mij hier zien uitstappen uit een taxibus. Taxibus is een dienst van de MIVB die je van deur tot deur brengt en waar ik wel zeer blij mee ben, omdat ze volgens mij wel beseffen dat het openbaar vervoer – en de stad ook – te veel lacunes heeft om echt vlot zelfstandig van A naar B te gaan. Dus ik kan taxiritten nemen voor de prijs van een metroticket. Dat zijn dan aangepaste taxi’s waar ik met de rolstoel in kan, maar ik moet die wel de dag voordien reserveren. En dat is ook een frustratie wanneer je beperkte mobiliteit hebt, je moet echt veel plannen. Het is moeilijk om spontaan ergens naartoe te gaan.”
“Ik ben natuurlijk nooit student geweest met een beperkte mobiliteit, maar ik denk dat er een zeer groot verschil is, in die zin dat studenten in volle ontwikkeling en volle ontdekking van het leven zitten en dat het voor hen nog pijnlijker is om niet mee te kunnen gaan op café, naar een fuif, naar een theater of zelfs naar de aula. Ik ben wel bijvoorbeeld in aula's gekomen de laatste jaren en ofwel zit je in een hoekje achteraan, ofwel in een hoekje vooraan. En het zou fijn zijn dat men daar toch ook eens rekening mee houdt. Naast de gebouwen, denk ik dat ook de sensibilisering van de omgeving belangrijk is. Ik heb er wel vertrouwen in dat studenten behulpzaam zijn en zelf merk ik op straat dat veel mensen mij willen helpen, dus op dat vlak is dat wel oké. Maar uiteindelijk zou het tof zijn dat je gewoon geen hulp meer nodig hebt, dat alles vlot gaat. Het is dus op veel verschillende niveau's en het zal niet op een paar maanden of een jaar gebeuren. Zelfs niet op vijf of tien jaar, vrees ik.”
En wat vindt u van het openbaar vervoer in Brussel?
“Dat is zeer wisselvallig. Er zijn metrohaltes waar alles vlot toegankelijk is, maar dan ben je nooit zeker of het bij een volgende metrohalte ook vlot zal lopen. Je moet dan vaak omwegen of andere routes nemen, overstappen en assistentie vragen. De MIVB doet wel haar best, hè. Er is assistentie op het openbaar vervoer, maar er zijn zeker bus- en tramhaltes die niet toegankelijk zijn, dus daar is zeer veel werk aan de winkel.
“Je hebt mij hier zien uitstappen uit een taxibus. Taxibus is een dienst van de MIVB die je van deur tot deur brengt en waar ik wel zeer blij mee ben, omdat ze volgens mij wel beseffen dat het openbaar vervoer – en de stad ook – te veel lacunes heeft om echt vlot zelfstandig van A naar B te gaan. Dus ik kan taxiritten nemen voor de prijs van een metroticket. Dat zijn dan aangepaste taxi’s waar ik met de rolstoel in kan, maar ik moet die wel de dag voordien reserveren. En dat is ook een frustratie wanneer je beperkte mobiliteit hebt, je moet echt veel plannen. Het is moeilijk om spontaan ergens naartoe te gaan.”
OPINIESTUK: Brussels: The way to go?
Dylan Baele, Fien Van Gemert en Lina Khomsi
“Dan moet ik wel zien hoe ik er geraak 😉”. Dit antwoord kregen we vorige week van een rolstoelgebruiker toen we hem vroegen of hij met ons een koffie wou drinken in Brussel centrum, inclusief de knipoog. Als mobiele twintigers stonden we hier niet bij stil; voor ons is het evident om op de trein te springen of een bus richting het centrum te nemen. Personen met een mindere mobiliteit hebben deze vrijheid niet en moeten vaak letterlijk en figuurlijk een hele resem obstakels overwinnen om ergens te geraken via het openbaar vervoer. Deze obstakels zijn fysiek maar ook organisatorisch en maatschappelijk, hoewel deze laatste twee vaak vergeten worden. In een grootstad als Brussel, centrum van de Europese Unie, zou dit niet mogen.
Werk aan de winkel
Hoewel wij Belgen er soms een nationale sport van maken om te klagen over het openbaar vervoer, is de rol die ze speelt in ons dagelijkse leven niet te onderschatten. Zeker sinds een groot deel van Brussel-centrum autovrij gemaakt werd, is het openbaar vervoer één van de belangrijkste vervoersmiddelen geworden in onze hoofdstad. Voor ons persoonlijk geeft het openbaar vervoer ons de vrijheid te gaan en te staan waar we ook willen in deze mooie stad. Voor rolstoelgebruikers is het echter niet altijd evident om van A naar B te geraken.
“Dan moet ik wel zien hoe ik er geraak 😉”. Dit antwoord kregen we vorige week van een rolstoelgebruiker toen we hem vroegen of hij met ons een koffie wou drinken in Brussel centrum, inclusief de knipoog. Als mobiele twintigers stonden we hier niet bij stil; voor ons is het evident om op de trein te springen of een bus richting het centrum te nemen. Personen met een mindere mobiliteit hebben deze vrijheid niet en moeten vaak letterlijk en figuurlijk een hele resem obstakels overwinnen om ergens te geraken via het openbaar vervoer. Deze obstakels zijn fysiek maar ook organisatorisch en maatschappelijk, hoewel deze laatste twee vaak vergeten worden. In een grootstad als Brussel, centrum van de Europese Unie, zou dit niet mogen.
Werk aan de winkel
Hoewel wij Belgen er soms een nationale sport van maken om te klagen over het openbaar vervoer, is de rol die ze speelt in ons dagelijkse leven niet te onderschatten. Zeker sinds een groot deel van Brussel-centrum autovrij gemaakt werd, is het openbaar vervoer één van de belangrijkste vervoersmiddelen geworden in onze hoofdstad. Voor ons persoonlijk geeft het openbaar vervoer ons de vrijheid te gaan en te staan waar we ook willen in deze mooie stad. Voor rolstoelgebruikers is het echter niet altijd evident om van A naar B te geraken.
“Fysieke aspecten van stations, perrons en voertuigen vermoeilijken het voor rolstoelgebruikers om de vrijheid te ervaren die mobiele mensen wel hebben.”
Niet alle metrostations zijn rolstoeltoegankelijk, of wanneer deze rolstoeltoegankelijk zijn, ligt de ingang enorm ver van het metrostation verwijderd. Fysieke aspecten van stations, perrons en voertuigen vermoeilijken het voor rolstoelgebruikers om de vrijheid te ervaren die mobiele mensen wel hebben.
Een stap in de goede richting
Toch worden er sinds enkele jaren stappen in de juiste richting gezet. In 2015 introduceerde Brussel het “handiplan”, een engagement om mensen met een handicap meer op te nemen in de beleidsbeslissingen. Een hele waaier aan initiatieven binnen de stad Brussel proberen van Brussel een toegankelijkere stad te maken en er bestaan heel wat initiatieven die personen met een mindere mobiliteit helpen. Qua openbaar vervoer is de MIVB bezig met het toegankelijker maken van al haar diensten. Nieuwe bussen en metro-toestellen hebben niet alleen meer plaats voor mensen met een beperking, maar denken ook aan hen bij onder andere het in- en uitstappen. Hoewel er dus nog problemen zijn, wordt het fysieke probleem stilaan opgelost.
Voorbij het fysieke
Een stap in de goede richting
Toch worden er sinds enkele jaren stappen in de juiste richting gezet. In 2015 introduceerde Brussel het “handiplan”, een engagement om mensen met een handicap meer op te nemen in de beleidsbeslissingen. Een hele waaier aan initiatieven binnen de stad Brussel proberen van Brussel een toegankelijkere stad te maken en er bestaan heel wat initiatieven die personen met een mindere mobiliteit helpen. Qua openbaar vervoer is de MIVB bezig met het toegankelijker maken van al haar diensten. Nieuwe bussen en metro-toestellen hebben niet alleen meer plaats voor mensen met een beperking, maar denken ook aan hen bij onder andere het in- en uitstappen. Hoewel er dus nog problemen zijn, wordt het fysieke probleem stilaan opgelost.
Voorbij het fysieke
“Een reis plannen zou even gemakkelijk moeten zijn voor een rolstoelgebruiker als het is voor een niet-rolstoelgebruiker.”
Het is echter belangrijk om ervoor te zorgen dat toegankelijkheid voor rolstoelgebruikers verder gaat dan enkel fysieke aanpassingen aan gebouwen. Een reis plannen zou even gemakkelijk moeten zijn voor een rolstoelgebruiker als het is voor een niet-rolstoelgebruiker. Toch vraagt het vandaag voor deze eerste groep beduidend meer inzet. Welke stations zijn rolstoeltoegankelijk? Voor welke treinstations moet ik op voorhand hulp vragen? Gaat het op deze bus niet te vol zijn? Dit zijn maar enkele van de vele vragen die rolstoelgebruikers vooraf moeten beantwoorden. Hoewel deze informatie allemaal online te vinden is, moet je hier vaak achter zoeken. Elke website en app van het openbaar vervoer zou deze informatie duidelijk moeten presenteren zodat ook rolstoelgebruikers sneller en efficiënter hun route kunnen plannen. Biedt alternatieve routes aan in planners voor rolstoelgebruikers. Onlangs maakte de NMBS het mogelijk om assistentie te boeken vanuit hun app, een initiatief dat al eerder ingevoerd had moeten worden.
Ook gewone mensen bewust maken van deze problematiek is een belangrijke stap in het verbeteren van de samenleving. Maak via campagnes duidelijk wat de problemen zijn die mensen met een verminderde mobiliteit ervaren en toon aan hoe mobiele mensen hun steentje kunnen bijdragen door initiatieven uit te lichten of op te starten. Een groter bewustzijn bij het publiek zal zorgen voor een groter draagvlak bij het invoeren van mogelijke oplossingen.
Een pad naar de toekomst
Het is de verantwoordelijkheid van de stad om ervoor te zorgen dat iedereen zich vrij en onafhankelijk kan bewegen, ongeacht of iemand in een rolstoel zit of niet. Qua fysieke oplossingen zijn er heel wat initiatieven die (al dan niet voldoende) de toegankelijkheid verbeteren. Maar de niet-fysieke aspecten zoals informatievergaring en het bewustzijn van de mobiele bevolking mogen niet vergeten worden. Hopelijk leven we ooit in een Brussel waar iedereen spontaan kan beslissen om een koffie te drinken in het centrum.
Ook gewone mensen bewust maken van deze problematiek is een belangrijke stap in het verbeteren van de samenleving. Maak via campagnes duidelijk wat de problemen zijn die mensen met een verminderde mobiliteit ervaren en toon aan hoe mobiele mensen hun steentje kunnen bijdragen door initiatieven uit te lichten of op te starten. Een groter bewustzijn bij het publiek zal zorgen voor een groter draagvlak bij het invoeren van mogelijke oplossingen.
Een pad naar de toekomst
Het is de verantwoordelijkheid van de stad om ervoor te zorgen dat iedereen zich vrij en onafhankelijk kan bewegen, ongeacht of iemand in een rolstoel zit of niet. Qua fysieke oplossingen zijn er heel wat initiatieven die (al dan niet voldoende) de toegankelijkheid verbeteren. Maar de niet-fysieke aspecten zoals informatievergaring en het bewustzijn van de mobiele bevolking mogen niet vergeten worden. Hopelijk leven we ooit in een Brussel waar iedereen spontaan kan beslissen om een koffie te drinken in het centrum.
ARTIKEL: Meer dan woorden: seksuele intimidatie op straat aanpakken door middel van actie en belangenbehartiging
bron: vrijwilligerswerk.be
Auteur: Mégane Kagisha, Datum: 10 april 202
Brussel heeft enkele belangrijke stappen ondernomen om straatintimidatie aan te pakken. Mijn stelling is dat de initiatieven niet consequent effectief zijn geweest en dat er onvoldoende draagvlak is voor het diverse metropool.
Brussel heeft in de laatste jaren campagnes gelanceerd om het bewustzijn te vergroten en omstaanders aan te moedigen om in te grijpen bij (straat)intimidatie. Ze hebben ook wetten uitgevaardigd, zoals "Niet zonder mijn toestemming", een Brussels actieplan tegen seksuele intimidatie en geweld op openbare plaatsen & "Join the Fam", een Brusselse campagne die zich ook richt op het bestrijden van seksuele intimidatie en geweld op openbare plaatsen. Alsook is het nationale actieplan in België voor 2021 gericht op de bestrijding van gendergerelateerd geweld en omvat het een intersectionele aanpak die rekening houdt met de achtergrond van alle slachtoffers en tegemoetkomt aan de specifieke behoeften van de door het geweld getroffen burgers.
In het verleden lag de nadruk vooral op het binaire geslachtsmodel man-vrouw, en hoewel dat belangrijk is, was het niet genoeg. Er moet ook rekening worden gehouden met mensen die op grond van andere aspecten van hun identiteit gediscrimineerd worden, zoals ras, etniciteit, godsdienst, leeftijd, handicap of seksuele geaardheid. We moeten ervoor zorgen dat alle initiatieven of wetten om straatintimidatie aan te pakken voor iedereen gelden.
Een campagne die erop gericht is omstanders aan te moedigen om in te grijpen, kan bijvoorbeeld niet doeltreffend zijn voor iemand met een handicap die daartoe fysiek niet in staat is. En mensen zonder papieren of mensen die deel uitmaken van gemarginaliseerde gemeenschappen zullen wellicht minder snel aangifte doen voor pesterijen uit angst voor vergelding of discriminatie. Dit zijn belangrijke overwegingen waarmee rekening moet worden gehouden.
Hoewel ik hoop dat de recente initiatieven een positief effect kunnen hebben, moeten we de resultaten zien om het zeker te weten. Momenteel voelt het als slechts woorden op een papier en is er geen bewijs van actie.
Ik ben ook bezorgd dat ondanks alle initiatieven veel mensen nog steeds niet bereid zijn hun mond open te doen als ze geïntimideerd zijn.
Als iemand die nog nooit is geïntimideerd (op straat), ben ik daar dankbaar voor, maar tegelijkertijd weet ik niet wat ik precies moet doen als het toch gebeurt. Het is een enge gedachte, en helaas is het een realiteit voor velen in onze stad.
Volgens een onderzoek van safe.brussels doet minder dan een derde van de slachtoffers aangifte van discriminatie, seksuele intimidatie en psychologisch geweld. Dat is een groot probleem, en het suggereert dat er iets mis is of ontbreekt in de initiatieven, en er ontbreekt iets in de initiatieven als mensen zich niet gesterkt voelen om hun ervaringen te delen.
Om dit aan te pakken, denk ik dat we toegankelijke middelen nodig hebben die voor iedereen beschikbaar zijn, vooral voor degenen die tot gemarginaliseerde groepen behoren. Toegankelijke en cultureel gevoelige hulpbronnen, zoals hotlines, steungroepen of online hulpbronnen die informatie geven over hoe te reageren op seksuele intimidatie op straat, maar ook hoe toegang te krijgen tot juridische en medische hulp als dat nodig is. En deze middelen moeten op grote schaal onder de aandacht van het publiek worden gebracht. Dit kan worden bereikt door middel van openbare aankondigingen, sociale mediacampagnes en andere vormen van outreach. Op die manier kunnen personen die niet weten waar ze terecht kunnen, er gemakkelijk toegang tot krijgen.
Daarnaast moeten we de onderliggende maatschappelijke houdingen en overtuigingen aanpakken die bijdragen tot seksuele intimidatie op straat, waaronder racisme, seksisme en homofobie. Onderwijs- en bewustmakingscampagnes kunnen respect, empathie en instemming in de openbare ruimte helpen bevorderen.
Brussel heeft positieve stappen gezet om wetten en initiatieven meer intersectioneel te maken bij het aanpakken van seksuele intimidatie op straat, maar er is nog steeds behoefte aan toegankelijke middelen die rekening houden met de unieke ervaringen van gemarginaliseerde groepen. Ik denk dat het cruciaal is om de maatschappelijke attitudes en overtuigingen die bijdragen tot seksuele straatintimidatie aan te pakken en tegelijkertijd tastbare steun te bieden aan degenen die ermee te maken krijgen. Het nationale actieplan in België voor 2021 is een stap in de goede richting, maar we moeten blijven aandringen op verandering en de machthebbers verantwoordelijk houden om onze openbare ruimtes veilig te maken voor iedereen.
Bronnen:
https://safe.brussels/nl/safebrussels-publiceert-de-resultaten-van-haar-tweede-gewestelijke-enquete-die-peilt-naar-het
NAP (2021) Nationaal actieplan in de strijd tegen gendergerelateerd geweld 2021-2025 strategische pijlers en belangrijkste maatregelen.
https://jointhefam.brussels/nl#seksuele-intimidatie
https://www.brussel.be/niets-zonder-mijn-toestemming
https://www.vrijzinnigbrussel.be/zelf-meedoen/vrijwilligerswerk/
INFOGRAPHIC: ANTI-STRAATINTIMIDATIE
INTERVIEW: Pinar Akbas
Wie is Pinar Akbas:
Pinar Akbas is verpleegster en heeft in het verleden een carrière gehad in de politiek, onder andere als kabinetsmedewerker voor Zuhal Demir. Als we haar twitter bio mogen geloven is Pinar ook ‘miss calamiteit’ en draait het leven rond ‘dino-koeken en boeken’. Er verschenen van haar reeds columns in De Morgen en in 2022 pronkte haar debuutroman ‘Niran en ik’ in menig boekenwinkels. Recent was ze ook te zien in de Canvasreeks ‘Wij, vrouwen’. In deze reeks wordt het portret geschetst van verschillende vrouwen en hun persoonlijk geleverde strijd voor vrouwenemancipatie.
BOEK: Niran en ik
'Niran en ik’ omschreef De Ceulaer als ‘een monument’ voor haar moeder. Een tedere en tegelijk moeilijke ode aan moederlief. Van idyllisch Anatolië katapulteert Akbas ons naar het landelijke Neerpelt waar haar gezin zijn wortels vestigt in de jaren ’70. ‘Niran en ik’ is een verhaal van lief en leed, ouderlijke spijt en patriarchale gewoontes. Maar het is bovenal het verhaal van 2 vrouwen die met het elan van een koorddanser constant balanceren tussen omarming of verwerping van traditie en dogma.
Haar boek heeft veel tumult veroorzaakt, maar zwijgen doet Pinar allerminst.
Pinar Akbas is verpleegster en heeft in het verleden een carrière gehad in de politiek, onder andere als kabinetsmedewerker voor Zuhal Demir. Als we haar twitter bio mogen geloven is Pinar ook ‘miss calamiteit’ en draait het leven rond ‘dino-koeken en boeken’. Er verschenen van haar reeds columns in De Morgen en in 2022 pronkte haar debuutroman ‘Niran en ik’ in menig boekenwinkels. Recent was ze ook te zien in de Canvasreeks ‘Wij, vrouwen’. In deze reeks wordt het portret geschetst van verschillende vrouwen en hun persoonlijk geleverde strijd voor vrouwenemancipatie.
BOEK: Niran en ik
'Niran en ik’ omschreef De Ceulaer als ‘een monument’ voor haar moeder. Een tedere en tegelijk moeilijke ode aan moederlief. Van idyllisch Anatolië katapulteert Akbas ons naar het landelijke Neerpelt waar haar gezin zijn wortels vestigt in de jaren ’70. ‘Niran en ik’ is een verhaal van lief en leed, ouderlijke spijt en patriarchale gewoontes. Maar het is bovenal het verhaal van 2 vrouwen die met het elan van een koorddanser constant balanceren tussen omarming of verwerping van traditie en dogma.
Haar boek heeft veel tumult veroorzaakt, maar zwijgen doet Pinar allerminst.
Pinar Akbas werkte mee aan de vierdelige Canvasreeks ‘Wij, vrouwen’
‘Mannen zijn streng voor ons, maar vrouwen zijn dat ook’
Hey Pinar, jij bent momenteel verpleegster en kruipt regelmatig in je pen. Je hebt onder andere columns geschreven voor De Morgen en opiniestukken voor Doorbraak. Een mens met veel talent, denk ik dan.
P: *lacht* Ik denk vooral een mens met ADHD.
Op je site staat dat je graag verhalen vertelt over vrouwen(rechten). Ook was je te zien in de Canvasreeks ‘Wij, vrouwen’. Een vierdelige reeks waar verschillende ervaringen van een resem vrouwen binnen de maatschappij worden weergegeven. Hoe was het om mee te werken aan zo een reeks?
P: Erg aangenaam, de programmamakers hebben de persoonlijke beleving erg gerespecteerd. Sommige mensen zijn nu eenmaal cameraschuw en moeten zich aanpassen aan zo een situatie. Beeld je in, dat is een klein studiootje met een camera waar jij naar moet spreken en je hoort enkel een stem die vragen stelt. We hebben ook voor de opnames voorgesprekken met de producers gehad om te zien of we op dezelfde lijn zaten, of we ook bereid waren om intieme ervaringen te delen. Dingen die je binnen je familie hebt meegemaakt bijvoorbeeld. Ook na de opnames hebben ze mij vaak gecontacteerd om nog toestemming te vragen over van alles. Is dat nog oké? Kunnen we dat zo monteren? Het was een samenwerking gebaseerd op vertrouwen. Wij, vrouwen was in de eerste plaats een historische reeks over het feminisme in België. Daaraan mogen deelnemen tussen al die andere feministes zoals de Dolle Mina’s was een eer voor mij!
Intieme thema's zoals het familiale kwamen tijdens de opnames aan bod. Heb je meteen ja gezegd toen je werd gevraagd?
Ik heb een autobiografisch boek geschreven, ‘Niran en ik’. Voordat ik aan het boek begon, heb ik aan mijn ouders gevraagd of ik carte blanche kreeg. Mag ik over alles schrijven? Over wat wij als gezin hebben meegemaakt? Ik heb hun zegen gekregen en die lijn doorgetrokken naar ‘Wij, vrouwen’. Voor elk interview dat ik geef over de Turkse gemeenschap en mijn opvoeding, pols ik regelmatig eens bij mijn ouders. Bij ‘Wij, vrouwen’ was dit ook het geval. Mama kan niet trotser zijn. De Ceulaer vertelde dat ik met het publiceren van mijn boek een monument heb geschreven voor mijn moeder. ‘Wij, vrouwen’ is in die zin ook voor haar.
Heeft je moeder alle afleveringen bekeken?
*lacht* Ik denk het niet. Het was ook zeer emotioneel. Wel heb ik een paar fragmenten laten zien waarbij ze toch wel op haar lippen moest bijten. Tv afzetten en theetje zetten, dacht ik dan.
Dienstmeid
In de reeks komen verschillende thema's aan bod zoals het rollenpatroon. Iets dat ook in je debuutroman ‘Niran en ik’ aan bod komt. Je gezin nestelt zich in de jaren 70’ in Limburg, gevolgd door patriarchale gewoontes die zich voordoen. Onder meer zo een verstikkend rollenpatroon. Wat hield dat in?
Dat begon al toen ik een meisje was. Rond mijn 7 á 8 jaar moest ik meehelpen in het huishouden. Van mijn broer, die 2 jaar ouder was, werd dat niet verwacht. Dat is niet zomaar je kamer gaan opruimen, dat is dienstmeid zijn. Als er bezoek komt, breng je theeservies. Als het theeglaasje leeg is, spring je meteen op om het opnieuw te vullen zonder te vragen of ze überhaupt nog een theetje lusten. Er wordt continue verwacht dat je ter beschikking staat van de volwassenen. Wij waren toen maar kinderen en hadden buiten moeten spelen.
Ook in je interview in De Morgen valt het woord ‘dienstmeid’. Dat is een vrij zwaar woord. Hoe ben je eigenlijk In het verweer gekomen tegen dat rollenpatroon?
Ik ben altijd in het verweer geweest. Protesteren, huilen en mijn ouders confronteren met hun hypocriet gedrag. Naar buiten toe was mijn vader de moderne man, maar in zijn gezin verwachtte hij dat de dames altijd zijn wenken bedienden. Idem voor mijn moeder. Zij gaf mij op een bepaalde leeftijd boeken van Duygu Asena, 1 van de grootste feministische Turkse auteurs. Waarom geef je mij die boeken? Wat moet ik daar nu van begrijpen? Het was alsof ze zei: lees het maar, maar die vrijheid ga je nooit krijgen. Het is pas op mijn 37ste dat wij rust hebben gevonden.
Wat was de reactie van je ouders op zo'n harde confrontatie?
Ik herinner mij dat mijn moeder zeer machteloos was. Ze vertelde mij dat ze wist dat veel zaken onrechtvaardig waren. Mijn vader was een beetje de dirigent. Hij zei niets, maar alles in zijn gedrag wees erop dat hij mijn moeder een slechte opvoeding voor zijn dochter verweet. Dat was bijna een stil verwijt, vertelde moeder vaak.
Misschien dat een boek als dat van Duygu onder je neus werd geschoven uit machteloosheid van je moeder.
Ja, absoluut. Nu begrijp ik haar ook. Ze heeft ook haar strijd geleverd in haar dorp in Anatolië. Zij wou aantonen dat het anders kon, maar dat ze tegelijk ook onder druk werd gezet. Ik denk dat ze zeer eenzaam is geweest toen. Zij was ook de enige vrouw die boeken las, die op de hoogte was van de politiek en de actualiteit, nu nog altijd trouwens.
Mijn moeder was een vrouw die toch wel een beetje een progressieve denkwijze had rond emancipatie en vrouwenrechten, maar heeft zich laten opslorpen door de gemeenschap. Beschouw het als een innerlijke verlamming, het wegvagen van je eigen persoonlijkheid. Ze mocht niet studeren omdat ze een meisje was, werd op haar elfde van de schoolbanken geplukt en moest meehelpen in het huishouden en op het land. Je kan zeggen dat dat normaal was in die tijd maar als je ziet hoe die honger naar kennis zich nu uit op haar 67ste dan weet je dat er een groot onrecht heeft plaatsgevonden. Enerzijds wilde ze een vrije opvoeding nastreven en de onafhankelijke geest van haar dochter stimuleren. Anderzijds werd haar verweten haar dochter een te vrije opvoeding te geven. De vrouwen die dit verweten, waren de personen die zo een rollenpatroon in stand hielden. De schandecultuur is eveneens een voorbeeld van het in stand houden van een patriarchaal systeem door vrouwen.
Het niet volgen van dat rollenpatroon, zorgde dat voor een besmetting van de naam van de familie?
Ja toch wel, de eer van vader en broer kon worden aangetast. Daar gaat het vooral over. Je moet maar niet té geëmancipeerd zijn. Ik ben laatst naar een begrafenis gegaan van vaderskant in Charleroi. In de jaren 80 kwamen die mensen vaak op bezoek bij ons. De mannen in dat huishouden vroegen zich af waarom mijn ouders mij lieten studeren, ik zou toch gaan trouwen? Zulke gesprekken werden boven ons hoofd gevoerd. Tot op de dag van vandaag kan ik die mensen niet vertrouwen.
Neerpelt, dat was geen typische mijncité, ik veronderstel dat je ook met Vlaamse meisjes omging. Die Turkse opvoeding is natuurlijk totaal anders dan die oer-Vlaamse opvoeding.
Ja tuurlijk, maar er waren toch wel wat Turkse families die controleerden.
We kwamen op de leeftijd van dorpsfuiven en festivals. Iets waar mijn broer naartoe ging. Ik wou dat ook doen en had vriendinnen die naar fuiven gingen. Voor mij betekende dat continue onderhandelen met mijn ouders, ik mocht gaan als mijn broer ook ging. Alsof mijn broer zich moest ontfermen over mijn eer. De Vlaamse meisjes, die waren natuurlijk enorm vrij.
In ‘Wij, vrouwen’ zeg je: “We hadden geen meneer de pastoor, maar wij hadden een hele gemeenschap die elkaars dochter viseren.” Dat lijkt onnoemelijk vermoeiend.
Dat was vermoeiend, deprimerend zelfs. Ik beschouw mij als een onafhankelijke vrije vrouw, maar als ik ergens naartoe ga en ik zit in gezelschap van vrouwen én mannen, dan zeg ik dat tot de dag van vandaag nog steeds aan mijn ouders. Mijn ouders zeggen dat ze dat dan niet hoeven te weten, dat ik vrij ben, maar dat zit in mij. Ik ben zo geconditioneerd. Heeft iemand mij gezien met een man? Met een glas wijn? Ik wilde vroeger alleen maar dansen. Ik droeg geen opzichtige kledij. In de jaren 90’ was dat de grunge stijl*lacht*. Mijn moeder had een kebabzaak en de volgende dag hoorde ze verhalen van Turkse klanten dat ik aan het dansen was met een jongen. Of dat ik een sigaret in de hand had. Er werd gerapporteerd, dat zorgde voor spanningen in ons gezin.
Hebben je opvoeding en de klassieke rollenpatronen enig invloed gehad op je studies?
Nee, studies waren zeer belangrijk. Dat was het paradoxale aan mijn opvoeding Enerzijds wou ze dat ik studeerde en dat ik een carrière achternaliep. Anderzijds moest ik mij ook onderwerpen aan verwachtingen van de Turkse gemeenschap. De perfecte dochter die een geschikte huwelijkskandidaat was.
Let op, ik wilde studeren in Nederland. In Maastricht of in Eindhoven, maar dat mocht niet. Ik moest in Hasselt studeren en pendelen met het openbaar vervoer, of studeren in Gent waar mijn broer zat.
Women stick with Women.
In het stuk van De Ceulaer zegt u “Ziet u vrouwen die elkaar steunen? Ik niet.” Dat is nogal triestig lijkt mij?
In mijn gemeenschap heb ik nooit vrouwen gezien die elkaar steunden, het was eenzaam. Ik ben getrouwd geweest met iemand uit mijn eigen gemeenschap. Dat huwelijk heeft slechts 8 maanden standgehouden. Het enige wat ik toen van die vrouwen hoorde was dat ik verwend werd door mijn moeder. Zij had me moeten voorbereiden op het huwelijk, klonk het. Vrouwen moeten de grieven en grillen van hun echtgenoot en schoonfamilie ondergaan. Dat was het woord dat ik altijd hoorde: ondergaan. Mijn moeder heeft bij mijn scheiding ook nooit kunnen uithuilen bij een vriendin over mijn verdriet, het verdriet van haar eigen dochter.
Vind je nu wel steun bij andere vrouwen, is dat nu anders?
Bij vrouwen uit mijn gemeenschap? Absoluut niet.
En buiten de gemeenschap?
Er zijn heel veel vrouwen die mij empathisch hebben opgevangen. Mijn beste vriendin heeft een Marokkaanse migratieachtergrond en begrijpt dat patriarchale in mijn opvoeding. Ze heeft gestudeerd en is onafhankelijk, maar iedereen wil haar zien trouwen en kinderen krijgen. Soms heb je mensen uit de Vlaamse gemeenschap die er een islam kwestie van willen maken, maar de Islam of eender welke religie staat los van het patriarchaat. Het gaat om een geestelijke onafhankelijkheid verwerven.
In ‘Wij, Vrouwen’ getuig je van vrouwen die je dik noemden en zelfs aanspoorden tot afvallen. Is dat puur patriarchaal?
Ik denk dat dat globaal gezien patriarchaal is. Vrouwen moeten in een bepaald keurslijf passen. Ik heb laatst een opiniestuk geschreven in De Morgen. Dat was een aanklacht tegen Frederik De Backer en het feit dat hij een vrouw op Twitter aan de schandpaal had genageld. De vrouw in kwestie had een doorzichtig bloesje aan en De Backer schreef: ik moet uw borsten niet zien. Maar wij moeten accepteren dat mannen hun hemdknoopjes op barsten staan door hun dikke buik? Omdat een vrouw een doorzichtig bloesje draagt, moet zij niet aan de schandpaal worden genageld. Hoeveel lezers bereikt De Backer wel niet met zijn columns? Dat verdiende die vrouw niet.
Turkse vrouwen zeiden dat ik dik was, of dat Ik was bijgekomen, of dat ik een verkeerd bloesje aan had. Het gaat erover dat vrouwen geconditioneerd worden om een bepaald lichaam na te streven. Dat heeft niets met cultuur te maken. Wel met het globaal patriarchaat. Mannen zijn streng voor ons, maar vrouwen zijn dat ook.
Een vleeskeuring door mannen én vrouwen.
Constant. Het is niet enkel de vleeskeuring, maar ook het gedrag. Hoe vaak ik niet heb ik gehoord dat ik ‘een moeilijke’ ben. Dat staat trouwens ook in mijn bio op twitter. *lacht* Ik dacht, laat ik er dan maar een geuzenaam van maken. Ik heb dat van vrouwen én mannen gehoord. Het is een continue strijd die je moet voeren eenmaal je uit de veilige 4 muren van je appartement stapt.
Hoe probeer jij dan persoonlijk een steun te zijn voor vrouwen?
*vastberaden* Door opiniestukken en boeken te schrijven. Een jonge vrouw met migratieachtergrond getuigde eens tegen mij zich onbegrepen te voelen door haar ouders. Dan zeg ik dat ik haar snap. Ik probeer jonge vrouwen bij te staan. Het is niet gemakkelijk om vrouw te zijn, het is wel gemakkelijk om te veroordelen, om streng te zijn voor onszelf en voor onze omgeving.
Ik loop soms ook wel in mijn eigen valkuilen, dan denk ik dat ik er fantastisch uitzie. De volgende dag voel ik mij de lelijkste, domste en dikste persoon die er maar bestaat. Het fundament voor een sterk en positief zelfbeeld komt uit je omgeving.
Beinvloed door normen in de maatschappij? Bepaalde schoonheidsidealen die worden opgelegd?
Je hebt nu die bodypositivity beweging. Maar Frederik De Backer of eender welke man die een vrouw schoffeert, maakt het ons niet makkelijker. Wij proberen een antwoord te bieden op de Beyoncé‘s en de Kim Kardashians van de wereld. Beyoncé mag dan wel zingen over feminisme, zij heeft geen cellulitis op haar dij. Ik bedoel maar, geef ook eens wat volslanke vrouwen een plaats in je clip. Zo maak je het ook geloofwaardiger. Anders creëer je hypes en toon je hoe vrouwen er moeten uitzien.
Ik was vorige week gaan shoppen en wou een jas kopen en paste een maat L. Ik ben al geconditioneerd om een L te nemen. Dat is nu toch een zak die je aanhebt, luidde het bij mijn moeder. Ik paste een M en die zat inderdaad veel beter. Dat is puur die conditionering: ik ben dik, dus grijp ik naar een grotere maat om mijn lelijke lichaam te verstoppen. Ik zie gelukkig nu ook veel vrouwen die tegen die conditionering in opstand komen.
#MeToo
Een hoop MeToo verhalen zijn laatste jaren de revue gepasseerd. Femme de la rue is helaas vandaag nog steeds brandend actueel. In ‘Wij, vrouwen’ getuig je lastiggevallen te zijn geweest aan de Overpoort (Gent). Iets wat je vaak meemaakt?
Ja, dat is wel ironisch. Mijn ouders die mij naar Gent sturen, onder het toeziend oog van mijn broer. Om uiteindelijk betast te worden aan mijn borsten. Mijn broer heeft mij toen uitgelachen. Dat zo een dingen gebeuren en dat ik het niet moet dramatiseren, klonk het.
Of mensen die die even hun broek naar beneden lieten zakken. Ook verbaal grensoverschrijdend gedrag passeerde de revue. Bijgekomen? Een losse trui aan om je buik te verdoezelen? Opmerkingen die ik kreeg van mannen, witte mannen vooral. Ik had ooit eens een vergadering met twee mannen. In een gesloten ruimte, waarbij de ene man zei: Hou jij ze maar vast bij haar armen, ik zal ze wel op tafel leggen... Heel ongepast. De dochter van die bedrijfsleider heeft het incident hierna geminimaliseerd. Mijn vader is zo, klonk het.
‘Woman stick with woman’, daar was niets van te bespeuren op dat moment?
Zelfs een vrouw in nood wordt niet geholpen door een vrouw. Ik kan op die momenten zeer moeilijk een vrouw vertrouwen.
Wat doet dat me je als je eigen broer je uitlacht om een incident als dat in de Overpoort?
Je bent onzeker. Heb ik het niet uitvergroot? Had die jongen toch wel mijn borst mogen vastpakken? Je voelt verdriet en eenzaamheid. Mijn broer die mijn baken van veiligheid moest zijn volgens mijn ouders en die dan toch die veiligheid niet kan garanderen.
Met welke soort visie vind je dat er moet opgetreden worden tegen zo een pertinent probleem?
We moeten daar transparant over kunnen praten zonder dat wij vrouwen angst hebben of gaan twijfelen aan onszelf. Als ik grensoverschrijdend gedrag ga melden, dan moet ik mij op mijn gemak voelen. Er mag geen veroordeling zijn. Dat kunnen we enkel creëren als we erover blijven praten. Bart De Pauw bijvoorbeeld, De Wever heeft dit onlangs geminimaliseerd. Mijn God, dacht ik. Waar zijn verenigingen als Rosa vzw dan? Waar is Het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen? Is dit een kwestie van choose your battles of is dit een verloren zaak? Maar ik zie wel hoop.
Hoop. Mooi om mee af te sluiten.
Zoals in Iran, je ziet daar mannen naast de vrouwen meestrijden voor gelijke rechten. Of neem de feminicides in Turkije, daar zie je ook mannen die zeggen: genoeg is genoeg!
Literatuur was belangrijk binnen jouw opvoeding. Je moeder las veel. Boeken waren misschien zelfs een rode draad in je reeds gepasseerde leven. Heb je een favoriet boek van een vrouwelijke auteur?
Donna Tartt - De Verborgen geschiedenis. Ik was zo enthousiast over de manier waarop zij schreef over studenten aan de universiteit, de verbondenheid, het vertrouwen maar dan het fragiele van vriendschap. Ook hoe één persoon in een machtspositie, de professor in deze, een groep kon beïnvloeden. Als we het boek naar de actualiteit herleiden, dan herkennen we ook een paar gelijkenissen met de Reuzegommers. Heb het boek nog een paar keer herlezen. Als je een favoriet boek herleest, dan ontdek je nieuwe zinnen. Dat is fijn.
Een ander boek is hetgeen van Duygu Asena - de vrouw heeft geen naam. De eerste keer dat ik het moest lezen van mijn moeder was ik 11. Ik begreep er geen knars van. Ik heb het later herlezen en toen begreep ik het, er zijn ook raakvlakken met mijn opvoeding natuurlijk. De vrouw heeft geen naam gaat over elke vrouw als je het breder bekijkt en is nu nog altijd actueel: opvoeding, rollenpatroon, carrière. De vrouw als zondebok, maar ook de vrouw als monument.
P: *lacht* Ik denk vooral een mens met ADHD.
Op je site staat dat je graag verhalen vertelt over vrouwen(rechten). Ook was je te zien in de Canvasreeks ‘Wij, vrouwen’. Een vierdelige reeks waar verschillende ervaringen van een resem vrouwen binnen de maatschappij worden weergegeven. Hoe was het om mee te werken aan zo een reeks?
P: Erg aangenaam, de programmamakers hebben de persoonlijke beleving erg gerespecteerd. Sommige mensen zijn nu eenmaal cameraschuw en moeten zich aanpassen aan zo een situatie. Beeld je in, dat is een klein studiootje met een camera waar jij naar moet spreken en je hoort enkel een stem die vragen stelt. We hebben ook voor de opnames voorgesprekken met de producers gehad om te zien of we op dezelfde lijn zaten, of we ook bereid waren om intieme ervaringen te delen. Dingen die je binnen je familie hebt meegemaakt bijvoorbeeld. Ook na de opnames hebben ze mij vaak gecontacteerd om nog toestemming te vragen over van alles. Is dat nog oké? Kunnen we dat zo monteren? Het was een samenwerking gebaseerd op vertrouwen. Wij, vrouwen was in de eerste plaats een historische reeks over het feminisme in België. Daaraan mogen deelnemen tussen al die andere feministes zoals de Dolle Mina’s was een eer voor mij!
Intieme thema's zoals het familiale kwamen tijdens de opnames aan bod. Heb je meteen ja gezegd toen je werd gevraagd?
Ik heb een autobiografisch boek geschreven, ‘Niran en ik’. Voordat ik aan het boek begon, heb ik aan mijn ouders gevraagd of ik carte blanche kreeg. Mag ik over alles schrijven? Over wat wij als gezin hebben meegemaakt? Ik heb hun zegen gekregen en die lijn doorgetrokken naar ‘Wij, vrouwen’. Voor elk interview dat ik geef over de Turkse gemeenschap en mijn opvoeding, pols ik regelmatig eens bij mijn ouders. Bij ‘Wij, vrouwen’ was dit ook het geval. Mama kan niet trotser zijn. De Ceulaer vertelde dat ik met het publiceren van mijn boek een monument heb geschreven voor mijn moeder. ‘Wij, vrouwen’ is in die zin ook voor haar.
Heeft je moeder alle afleveringen bekeken?
*lacht* Ik denk het niet. Het was ook zeer emotioneel. Wel heb ik een paar fragmenten laten zien waarbij ze toch wel op haar lippen moest bijten. Tv afzetten en theetje zetten, dacht ik dan.
Dienstmeid
In de reeks komen verschillende thema's aan bod zoals het rollenpatroon. Iets dat ook in je debuutroman ‘Niran en ik’ aan bod komt. Je gezin nestelt zich in de jaren 70’ in Limburg, gevolgd door patriarchale gewoontes die zich voordoen. Onder meer zo een verstikkend rollenpatroon. Wat hield dat in?
Dat begon al toen ik een meisje was. Rond mijn 7 á 8 jaar moest ik meehelpen in het huishouden. Van mijn broer, die 2 jaar ouder was, werd dat niet verwacht. Dat is niet zomaar je kamer gaan opruimen, dat is dienstmeid zijn. Als er bezoek komt, breng je theeservies. Als het theeglaasje leeg is, spring je meteen op om het opnieuw te vullen zonder te vragen of ze überhaupt nog een theetje lusten. Er wordt continue verwacht dat je ter beschikking staat van de volwassenen. Wij waren toen maar kinderen en hadden buiten moeten spelen.
Ook in je interview in De Morgen valt het woord ‘dienstmeid’. Dat is een vrij zwaar woord. Hoe ben je eigenlijk In het verweer gekomen tegen dat rollenpatroon?
Ik ben altijd in het verweer geweest. Protesteren, huilen en mijn ouders confronteren met hun hypocriet gedrag. Naar buiten toe was mijn vader de moderne man, maar in zijn gezin verwachtte hij dat de dames altijd zijn wenken bedienden. Idem voor mijn moeder. Zij gaf mij op een bepaalde leeftijd boeken van Duygu Asena, 1 van de grootste feministische Turkse auteurs. Waarom geef je mij die boeken? Wat moet ik daar nu van begrijpen? Het was alsof ze zei: lees het maar, maar die vrijheid ga je nooit krijgen. Het is pas op mijn 37ste dat wij rust hebben gevonden.
Wat was de reactie van je ouders op zo'n harde confrontatie?
Ik herinner mij dat mijn moeder zeer machteloos was. Ze vertelde mij dat ze wist dat veel zaken onrechtvaardig waren. Mijn vader was een beetje de dirigent. Hij zei niets, maar alles in zijn gedrag wees erop dat hij mijn moeder een slechte opvoeding voor zijn dochter verweet. Dat was bijna een stil verwijt, vertelde moeder vaak.
Misschien dat een boek als dat van Duygu onder je neus werd geschoven uit machteloosheid van je moeder.
Ja, absoluut. Nu begrijp ik haar ook. Ze heeft ook haar strijd geleverd in haar dorp in Anatolië. Zij wou aantonen dat het anders kon, maar dat ze tegelijk ook onder druk werd gezet. Ik denk dat ze zeer eenzaam is geweest toen. Zij was ook de enige vrouw die boeken las, die op de hoogte was van de politiek en de actualiteit, nu nog altijd trouwens.
Mijn moeder was een vrouw die toch wel een beetje een progressieve denkwijze had rond emancipatie en vrouwenrechten, maar heeft zich laten opslorpen door de gemeenschap. Beschouw het als een innerlijke verlamming, het wegvagen van je eigen persoonlijkheid. Ze mocht niet studeren omdat ze een meisje was, werd op haar elfde van de schoolbanken geplukt en moest meehelpen in het huishouden en op het land. Je kan zeggen dat dat normaal was in die tijd maar als je ziet hoe die honger naar kennis zich nu uit op haar 67ste dan weet je dat er een groot onrecht heeft plaatsgevonden. Enerzijds wilde ze een vrije opvoeding nastreven en de onafhankelijke geest van haar dochter stimuleren. Anderzijds werd haar verweten haar dochter een te vrije opvoeding te geven. De vrouwen die dit verweten, waren de personen die zo een rollenpatroon in stand hielden. De schandecultuur is eveneens een voorbeeld van het in stand houden van een patriarchaal systeem door vrouwen.
Het niet volgen van dat rollenpatroon, zorgde dat voor een besmetting van de naam van de familie?
Ja toch wel, de eer van vader en broer kon worden aangetast. Daar gaat het vooral over. Je moet maar niet té geëmancipeerd zijn. Ik ben laatst naar een begrafenis gegaan van vaderskant in Charleroi. In de jaren 80 kwamen die mensen vaak op bezoek bij ons. De mannen in dat huishouden vroegen zich af waarom mijn ouders mij lieten studeren, ik zou toch gaan trouwen? Zulke gesprekken werden boven ons hoofd gevoerd. Tot op de dag van vandaag kan ik die mensen niet vertrouwen.
Neerpelt, dat was geen typische mijncité, ik veronderstel dat je ook met Vlaamse meisjes omging. Die Turkse opvoeding is natuurlijk totaal anders dan die oer-Vlaamse opvoeding.
Ja tuurlijk, maar er waren toch wel wat Turkse families die controleerden.
We kwamen op de leeftijd van dorpsfuiven en festivals. Iets waar mijn broer naartoe ging. Ik wou dat ook doen en had vriendinnen die naar fuiven gingen. Voor mij betekende dat continue onderhandelen met mijn ouders, ik mocht gaan als mijn broer ook ging. Alsof mijn broer zich moest ontfermen over mijn eer. De Vlaamse meisjes, die waren natuurlijk enorm vrij.
In ‘Wij, vrouwen’ zeg je: “We hadden geen meneer de pastoor, maar wij hadden een hele gemeenschap die elkaars dochter viseren.” Dat lijkt onnoemelijk vermoeiend.
Dat was vermoeiend, deprimerend zelfs. Ik beschouw mij als een onafhankelijke vrije vrouw, maar als ik ergens naartoe ga en ik zit in gezelschap van vrouwen én mannen, dan zeg ik dat tot de dag van vandaag nog steeds aan mijn ouders. Mijn ouders zeggen dat ze dat dan niet hoeven te weten, dat ik vrij ben, maar dat zit in mij. Ik ben zo geconditioneerd. Heeft iemand mij gezien met een man? Met een glas wijn? Ik wilde vroeger alleen maar dansen. Ik droeg geen opzichtige kledij. In de jaren 90’ was dat de grunge stijl*lacht*. Mijn moeder had een kebabzaak en de volgende dag hoorde ze verhalen van Turkse klanten dat ik aan het dansen was met een jongen. Of dat ik een sigaret in de hand had. Er werd gerapporteerd, dat zorgde voor spanningen in ons gezin.
Hebben je opvoeding en de klassieke rollenpatronen enig invloed gehad op je studies?
Nee, studies waren zeer belangrijk. Dat was het paradoxale aan mijn opvoeding Enerzijds wou ze dat ik studeerde en dat ik een carrière achternaliep. Anderzijds moest ik mij ook onderwerpen aan verwachtingen van de Turkse gemeenschap. De perfecte dochter die een geschikte huwelijkskandidaat was.
Let op, ik wilde studeren in Nederland. In Maastricht of in Eindhoven, maar dat mocht niet. Ik moest in Hasselt studeren en pendelen met het openbaar vervoer, of studeren in Gent waar mijn broer zat.
Women stick with Women.
In het stuk van De Ceulaer zegt u “Ziet u vrouwen die elkaar steunen? Ik niet.” Dat is nogal triestig lijkt mij?
In mijn gemeenschap heb ik nooit vrouwen gezien die elkaar steunden, het was eenzaam. Ik ben getrouwd geweest met iemand uit mijn eigen gemeenschap. Dat huwelijk heeft slechts 8 maanden standgehouden. Het enige wat ik toen van die vrouwen hoorde was dat ik verwend werd door mijn moeder. Zij had me moeten voorbereiden op het huwelijk, klonk het. Vrouwen moeten de grieven en grillen van hun echtgenoot en schoonfamilie ondergaan. Dat was het woord dat ik altijd hoorde: ondergaan. Mijn moeder heeft bij mijn scheiding ook nooit kunnen uithuilen bij een vriendin over mijn verdriet, het verdriet van haar eigen dochter.
Vind je nu wel steun bij andere vrouwen, is dat nu anders?
Bij vrouwen uit mijn gemeenschap? Absoluut niet.
En buiten de gemeenschap?
Er zijn heel veel vrouwen die mij empathisch hebben opgevangen. Mijn beste vriendin heeft een Marokkaanse migratieachtergrond en begrijpt dat patriarchale in mijn opvoeding. Ze heeft gestudeerd en is onafhankelijk, maar iedereen wil haar zien trouwen en kinderen krijgen. Soms heb je mensen uit de Vlaamse gemeenschap die er een islam kwestie van willen maken, maar de Islam of eender welke religie staat los van het patriarchaat. Het gaat om een geestelijke onafhankelijkheid verwerven.
In ‘Wij, Vrouwen’ getuig je van vrouwen die je dik noemden en zelfs aanspoorden tot afvallen. Is dat puur patriarchaal?
Ik denk dat dat globaal gezien patriarchaal is. Vrouwen moeten in een bepaald keurslijf passen. Ik heb laatst een opiniestuk geschreven in De Morgen. Dat was een aanklacht tegen Frederik De Backer en het feit dat hij een vrouw op Twitter aan de schandpaal had genageld. De vrouw in kwestie had een doorzichtig bloesje aan en De Backer schreef: ik moet uw borsten niet zien. Maar wij moeten accepteren dat mannen hun hemdknoopjes op barsten staan door hun dikke buik? Omdat een vrouw een doorzichtig bloesje draagt, moet zij niet aan de schandpaal worden genageld. Hoeveel lezers bereikt De Backer wel niet met zijn columns? Dat verdiende die vrouw niet.
Turkse vrouwen zeiden dat ik dik was, of dat Ik was bijgekomen, of dat ik een verkeerd bloesje aan had. Het gaat erover dat vrouwen geconditioneerd worden om een bepaald lichaam na te streven. Dat heeft niets met cultuur te maken. Wel met het globaal patriarchaat. Mannen zijn streng voor ons, maar vrouwen zijn dat ook.
Een vleeskeuring door mannen én vrouwen.
Constant. Het is niet enkel de vleeskeuring, maar ook het gedrag. Hoe vaak ik niet heb ik gehoord dat ik ‘een moeilijke’ ben. Dat staat trouwens ook in mijn bio op twitter. *lacht* Ik dacht, laat ik er dan maar een geuzenaam van maken. Ik heb dat van vrouwen én mannen gehoord. Het is een continue strijd die je moet voeren eenmaal je uit de veilige 4 muren van je appartement stapt.
Hoe probeer jij dan persoonlijk een steun te zijn voor vrouwen?
*vastberaden* Door opiniestukken en boeken te schrijven. Een jonge vrouw met migratieachtergrond getuigde eens tegen mij zich onbegrepen te voelen door haar ouders. Dan zeg ik dat ik haar snap. Ik probeer jonge vrouwen bij te staan. Het is niet gemakkelijk om vrouw te zijn, het is wel gemakkelijk om te veroordelen, om streng te zijn voor onszelf en voor onze omgeving.
Ik loop soms ook wel in mijn eigen valkuilen, dan denk ik dat ik er fantastisch uitzie. De volgende dag voel ik mij de lelijkste, domste en dikste persoon die er maar bestaat. Het fundament voor een sterk en positief zelfbeeld komt uit je omgeving.
Beinvloed door normen in de maatschappij? Bepaalde schoonheidsidealen die worden opgelegd?
Je hebt nu die bodypositivity beweging. Maar Frederik De Backer of eender welke man die een vrouw schoffeert, maakt het ons niet makkelijker. Wij proberen een antwoord te bieden op de Beyoncé‘s en de Kim Kardashians van de wereld. Beyoncé mag dan wel zingen over feminisme, zij heeft geen cellulitis op haar dij. Ik bedoel maar, geef ook eens wat volslanke vrouwen een plaats in je clip. Zo maak je het ook geloofwaardiger. Anders creëer je hypes en toon je hoe vrouwen er moeten uitzien.
Ik was vorige week gaan shoppen en wou een jas kopen en paste een maat L. Ik ben al geconditioneerd om een L te nemen. Dat is nu toch een zak die je aanhebt, luidde het bij mijn moeder. Ik paste een M en die zat inderdaad veel beter. Dat is puur die conditionering: ik ben dik, dus grijp ik naar een grotere maat om mijn lelijke lichaam te verstoppen. Ik zie gelukkig nu ook veel vrouwen die tegen die conditionering in opstand komen.
#MeToo
Een hoop MeToo verhalen zijn laatste jaren de revue gepasseerd. Femme de la rue is helaas vandaag nog steeds brandend actueel. In ‘Wij, vrouwen’ getuig je lastiggevallen te zijn geweest aan de Overpoort (Gent). Iets wat je vaak meemaakt?
Ja, dat is wel ironisch. Mijn ouders die mij naar Gent sturen, onder het toeziend oog van mijn broer. Om uiteindelijk betast te worden aan mijn borsten. Mijn broer heeft mij toen uitgelachen. Dat zo een dingen gebeuren en dat ik het niet moet dramatiseren, klonk het.
Of mensen die die even hun broek naar beneden lieten zakken. Ook verbaal grensoverschrijdend gedrag passeerde de revue. Bijgekomen? Een losse trui aan om je buik te verdoezelen? Opmerkingen die ik kreeg van mannen, witte mannen vooral. Ik had ooit eens een vergadering met twee mannen. In een gesloten ruimte, waarbij de ene man zei: Hou jij ze maar vast bij haar armen, ik zal ze wel op tafel leggen... Heel ongepast. De dochter van die bedrijfsleider heeft het incident hierna geminimaliseerd. Mijn vader is zo, klonk het.
‘Woman stick with woman’, daar was niets van te bespeuren op dat moment?
Zelfs een vrouw in nood wordt niet geholpen door een vrouw. Ik kan op die momenten zeer moeilijk een vrouw vertrouwen.
Wat doet dat me je als je eigen broer je uitlacht om een incident als dat in de Overpoort?
Je bent onzeker. Heb ik het niet uitvergroot? Had die jongen toch wel mijn borst mogen vastpakken? Je voelt verdriet en eenzaamheid. Mijn broer die mijn baken van veiligheid moest zijn volgens mijn ouders en die dan toch die veiligheid niet kan garanderen.
Met welke soort visie vind je dat er moet opgetreden worden tegen zo een pertinent probleem?
We moeten daar transparant over kunnen praten zonder dat wij vrouwen angst hebben of gaan twijfelen aan onszelf. Als ik grensoverschrijdend gedrag ga melden, dan moet ik mij op mijn gemak voelen. Er mag geen veroordeling zijn. Dat kunnen we enkel creëren als we erover blijven praten. Bart De Pauw bijvoorbeeld, De Wever heeft dit onlangs geminimaliseerd. Mijn God, dacht ik. Waar zijn verenigingen als Rosa vzw dan? Waar is Het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen? Is dit een kwestie van choose your battles of is dit een verloren zaak? Maar ik zie wel hoop.
Hoop. Mooi om mee af te sluiten.
Zoals in Iran, je ziet daar mannen naast de vrouwen meestrijden voor gelijke rechten. Of neem de feminicides in Turkije, daar zie je ook mannen die zeggen: genoeg is genoeg!
Literatuur was belangrijk binnen jouw opvoeding. Je moeder las veel. Boeken waren misschien zelfs een rode draad in je reeds gepasseerde leven. Heb je een favoriet boek van een vrouwelijke auteur?
Donna Tartt - De Verborgen geschiedenis. Ik was zo enthousiast over de manier waarop zij schreef over studenten aan de universiteit, de verbondenheid, het vertrouwen maar dan het fragiele van vriendschap. Ook hoe één persoon in een machtspositie, de professor in deze, een groep kon beïnvloeden. Als we het boek naar de actualiteit herleiden, dan herkennen we ook een paar gelijkenissen met de Reuzegommers. Heb het boek nog een paar keer herlezen. Als je een favoriet boek herleest, dan ontdek je nieuwe zinnen. Dat is fijn.
Een ander boek is hetgeen van Duygu Asena - de vrouw heeft geen naam. De eerste keer dat ik het moest lezen van mijn moeder was ik 11. Ik begreep er geen knars van. Ik heb het later herlezen en toen begreep ik het, er zijn ook raakvlakken met mijn opvoeding natuurlijk. De vrouw heeft geen naam gaat over elke vrouw als je het breder bekijkt en is nu nog altijd actueel: opvoeding, rollenpatroon, carrière. De vrouw als zondebok, maar ook de vrouw als monument.
TIKTOK: Youth L'AB
ARTIKEL: Art Philippeth’s visie op cultuurbelevenis in Brussel
Vlaanderen heeft verschillende initiatieven om jonge artiesten, in brede zin, te ondersteunen in hun zoektocht binnen de muziekwereld. Vandaag stellen we VI.BE voor: het Vlaams steunpunt voor beginnende artiesten en de muzieksector. Je kan er terecht voor advies over financiële zaken tot advies over samenwerking met cultuurcentra. Ook bij een internationale carrière staat de organisatie nog steeds te hulp. VI.BE organiseert jaarlijks onder andere het project ‘Sound Track’ waar onze eigen studente, Mavee, uit project B aan deelnam. Verder zijn ze het gezicht achter het project Stoemp! en de MIA’s, in samenwerking met VRT, die jullie welbekend zijn. Art Philippeth, werknemer van VI.BE, neemt ons mee in de visie van VI.BE en vertelt ons meer over zijn kijk op de cultuurbelevenis van jongeren in Brussel.
Ben je getriggerd als artiest om meer te weten te komen? Of gewoon benieuwd? Check dan zeker de website: https://vi.be/. Of je kan steeds langsgaan in het hoofdkantoor te hartje Brussel voor een adviesgesprek.
- Wie ben jij? Wat is je functie binnen VI.BE?
- Hoe belangrijk zijn jongeren binnen de cultuurbelevenis van Brussel?
“ Cultuur leeft net van nieuwe dynamiek, zichzelf heruitvinden en daarvoor moet je dus telkens ook je publiek heruitvinden. Zeker in een stad als Brussel waar zodanig veel scènes zitten en verschillende gemeenschappen.” - Art Philippeth
- Wat zijn de voornaamste doelen van VI.BE met betrekking tot jongeren?
- Welke initiatieven bestaan er om jongeren te betrekken bij de Brusselse cultuurbelevenis?
(Verder denk ik aan Sound Track, dat wordt in verschillende provincies georganiseerd en dus ook in Brussel met de AB en Brusselse jeugdhuizen. Zij organiseren Sound Track mee in Brussel van A tot Z, zitten mee in de jury… En het is fijn om te zien dat die artiesten vanuit die netwerken doorgroeien naar de Sound Track podia’s en zo op de radar komen.)
Tot slot denk ik nog aan Lokale Helden, een project waar we om de 2 jaar zoveel mogelijk organisatoren oproepen om lokaal talent op hetzelfde moment op een podium zetten in hun eigen gemeente of stad. In Brussel hebben we daar zo een tientallen initiatieven van in jeugdhuizen of cafés met heel jong publiek en jonge artiesten. Een aanzielijk deel van de deelnemers staat hier voor het eerst op een podium en we vinden het dus enorm cool dat Lokale Helden dit kan bieden.
Verder heb je nog onze advieswerking, artiesten of mensen in de muzieksector die bij ons dag in dag uit binnenkomen voor een gesprek of vragen. Dat zijn ook vaak jongeren die met muziek bezig zijn.”
- Ben je bekend met Brussel 2030?*
- Zo ja: wat kan je Brussel 2030 aanraden om meer in te zetten op jongeren?
- Wat kan VI.BE nog ondernemen om meer in te zetten op jongeren?
- En zetten de Brusselse cultuurhuizen momenteel genoeg in op jongeren volgens jou? (Hiermee bedoelen we jongeren aantrekken als publiek maar ook jongeren representeren als artiest binnen de cultuurhuizen.)
- Tot slot: Heeft VI.BE nog aanraders voor jongeren die zin hebben om de Brusselse cultuur te ontdekken?
Voor muzikanten in Brussel is er weer een nieuwe soundtrack-editie, inschrijven daarvoor kan tot eind mei. Tot slot is er ook make your own stoemp, dit is voor iedereen die geïnteresseerd is in muziek maar ook in het leren organiseren, mensen die graag zelf een line-up samenstellen…. In de zomer vinden er dan ook een paar workshops plaats met heel wat toppers uit de Brusselse muziekscene. Iedereen kan dan zijn eigen line-up maken, locatie zoeken… Het is al de tweede editie van het project, vorig jaar was alleszins een groot succes.”
*Het project Brussel 2030 heeft als doel Brussel op kaart te zetten als culturele hoofdstad. De vraag die hierover wordt gesteld is: “Welk Brussel willen we in 2030 voor onze kinderen, maar ook voor onszelf?” Om dat te achterhalen willen ze inzetten op de samenwerking van alle Brusselaars van verschillende sociale klassen tot verschillende culturen tot verschillende generaties… Ze streven namelijk naar een bottom-up samenwerking waar jongeren samen met hen werken naar een enthousiast, nieuw Brussel met cultuur als motor.
ARTIKEL: Mist Brussel 2030 potentieel in de samenwerking met jongeren?
Auteurs: Lisa De Sterck, Fien De Maeyer, Maureen Vercauteren
Datum: 09/04/2023
Visie Brussel 2030
Het is sinds 2016 bekend dat onze hoofdstad Brussel zich kandidaat wil stellen om in 2030 de culturele hoofdstad van Europa te worden. Dat is al een hele tijd geleden, maar intussen zijn de eerste stappen gezet. Zo is in 2021 de eerste fase van het plan van start gegaan en zijn Jan Goossens en Hadja Lahbib aangesteld tot opdrachthouders van het project 2030. Hadja is in 2022 wel gestopt en zo nam Fatima Zibouh haar plek in als medeopdrachthoudster.
Het project Brussel 2030 heeft als doel Brussel op kaart te zetten als culturele hoofdstad. De vraag die hierover wordt gesteld is:
“Welk Brussel willen we in 2030 voor onze kinderen, maar ook voor onszelf?”
Om dat te achterhalen willen ze inzetten op de samenwerking van alle Brusselaars. van verschillende sociale klassen, verschillende culturen en verschillende generaties. Laten we het hebben over de coöperatie tussen Brussel 2030 en de jongeren uit Brussel. Het stadsbestuur streeft naar een bottom-up samenwerking waarbij zij samen met jongeren een nieuw, enthousiast Brussel creëren met cultuur als motor.
Intergenerationele kwesties zijn prioritair in dit project. De jongeren van nu zijn degenen die tegen 2030 aan het roer zullen staan. Het doel om de jeugd te mobiliseren en aan te moedigen om mee te werken aan dit project is dus belangrijk om in 2030 op een Brussel te komen waar de jongere generatie volledig achter staat. Om dit te verwezenlijken zouden ze samenwerken met scholen, jeugdhuizen, universiteiten, verenigingen… eveneens als de verantwoordelijken voor het jeugd en kinderbeleid. Daarnaast zijn de sociale media een belangrijke tool waar ze op zouden inzetten.
Team Brussel 2030
Jan Goossens, ex-KVS directeur, en Hadja Lahbib, journaliste en regisseur, begonnen als opdrachthouders voor het project. Samen bereidden ze de kandidatuur van Brussel als Europese hoofdstad voor, het dossier van het duo werd uiteindelijk gekozen boven de 10 andere. In 2023 werd Fatima Zibouh benoemd tot mede-opdrachthoudster, samen met drie medewerkers vormen zij en Jan momenteel het operationeel team. Daarnaast worden ze begeleid door een reflectiekamer dat tweemaandelijks samenkomt. De kamer bestaat uit 19 leden en zijn samengesteld op basis van hun diverse profielen. Op de website van Brussel 2030 zijn de namen van deze leden terug te vinden, echter zonder meer informatie over wie ze zijn. Het is dus moeilijk na te gaan hoe uiteenlopend deze profielen echt zijn en hoe ze bijdragen aan de visie. Aangezien de opdrachtgevers zoveel mogelijk wensen te streven naar een transparante, bottom-up samenwerking, is een beschrijving van de profiele noodzakelijk. De namen van de leden op de lijst die terug te vinden zijn bij de visietekst komen ook niet helemaal overeen, men kan zich dus afvragen dat namen zoals Anuna De Wever, die slechts op een van de twee vermeldingen terug te vinden is, al dan niet echt deel uitmaakt van de kamer.
Verder worden er ook verschillende instanties betrokken bij het project, bijvoorbeeld de directies van de Brusselse culturele instellingen, de kunstenplatformen en andere culturele netwerken, de stad Brussel en zijn burgemeester alsook de 19 Brusselse gemeenten en hun burgemeesters en schepenen van cultuur… Wanneer het echter gaat over jongeren, wordt er enkel vermeld dat er een bijzondere aandacht is voor hen binnen het contact met de Brusselse civiele samenleving, maar ook voor minderheidsgroepen, de LGBTQI+ gemeenschap, senioren en mindervaliden. Uit de opsomming van de verschillende partners blijkt dus niet dat jongeren of jongerenorganisaties zelf een volwaardige partner vormen.
Projecten met betrekking tot jongeren
Brussel 2030 probeert de jeugd te betrekken bij het proces aan de hand van het initiatief Speak Up Brussels!. Het is van groot belang dat jongeren hun mening delen over het toekomstbeeld van de stad volgens Speak Up Brussels!. Op de website kan je als jongere, onder de 30 jaar, aangeven aan welke verandering Brussel nood heeft. Echter is de vraag of deze enquête de juiste manier is om jongeren te bereiken en input van hen te ontvangen. De enquête is momenteel slechts 34 keer ingevuld volgens de website. Het project is terug te vinden op de sociale mediakanalen van Brussel 2030.
Daarnaast doet Speak Up Brussels! project een oproep bij scholen, jeugdcentra, sportcentra en individuen om uitdagingen te delen als culturele hoofdstad. Concreet wordt het event Summer Assembly vanuit het project opgezet met als doel de discussie op gang te brengen en jongeren hun visies te verzamelen. Het event gaat door op verschillende locaties in Brussel van 28 juni tot en met zondag 2 juli 2023. Het project is een samenwerking met verschillende organisaties uit Brussel waaronder VUB, ULB en weKONEKT.brussels.
Nadien wordt in september 2023 een ‘Youth Coalition’ opgericht die bestaat uit 100 jongeren om hun visie over Brussel 2030 te verkondigen. De profielen van deze 100 jongeren en hoe deze worden gekozen, zijn alsook nog niet bekend. Binnen het Speak Up Brussels! project zijn Jan Goossens en Fatima Zibouh ook weer het aanspreekpunt. Een gemiste kans om Brusselse jongeren aan het hoofd te zetten aan het project volgens ons. Het zou een manier kunnen zijn om jongeren intensiever te betrekken binnen Brussel 2030.
Datum: 09/04/2023
Visie Brussel 2030
Het is sinds 2016 bekend dat onze hoofdstad Brussel zich kandidaat wil stellen om in 2030 de culturele hoofdstad van Europa te worden. Dat is al een hele tijd geleden, maar intussen zijn de eerste stappen gezet. Zo is in 2021 de eerste fase van het plan van start gegaan en zijn Jan Goossens en Hadja Lahbib aangesteld tot opdrachthouders van het project 2030. Hadja is in 2022 wel gestopt en zo nam Fatima Zibouh haar plek in als medeopdrachthoudster.
Het project Brussel 2030 heeft als doel Brussel op kaart te zetten als culturele hoofdstad. De vraag die hierover wordt gesteld is:
“Welk Brussel willen we in 2030 voor onze kinderen, maar ook voor onszelf?”
Om dat te achterhalen willen ze inzetten op de samenwerking van alle Brusselaars. van verschillende sociale klassen, verschillende culturen en verschillende generaties. Laten we het hebben over de coöperatie tussen Brussel 2030 en de jongeren uit Brussel. Het stadsbestuur streeft naar een bottom-up samenwerking waarbij zij samen met jongeren een nieuw, enthousiast Brussel creëren met cultuur als motor.
Intergenerationele kwesties zijn prioritair in dit project. De jongeren van nu zijn degenen die tegen 2030 aan het roer zullen staan. Het doel om de jeugd te mobiliseren en aan te moedigen om mee te werken aan dit project is dus belangrijk om in 2030 op een Brussel te komen waar de jongere generatie volledig achter staat. Om dit te verwezenlijken zouden ze samenwerken met scholen, jeugdhuizen, universiteiten, verenigingen… eveneens als de verantwoordelijken voor het jeugd en kinderbeleid. Daarnaast zijn de sociale media een belangrijke tool waar ze op zouden inzetten.
Team Brussel 2030
Jan Goossens, ex-KVS directeur, en Hadja Lahbib, journaliste en regisseur, begonnen als opdrachthouders voor het project. Samen bereidden ze de kandidatuur van Brussel als Europese hoofdstad voor, het dossier van het duo werd uiteindelijk gekozen boven de 10 andere. In 2023 werd Fatima Zibouh benoemd tot mede-opdrachthoudster, samen met drie medewerkers vormen zij en Jan momenteel het operationeel team. Daarnaast worden ze begeleid door een reflectiekamer dat tweemaandelijks samenkomt. De kamer bestaat uit 19 leden en zijn samengesteld op basis van hun diverse profielen. Op de website van Brussel 2030 zijn de namen van deze leden terug te vinden, echter zonder meer informatie over wie ze zijn. Het is dus moeilijk na te gaan hoe uiteenlopend deze profielen echt zijn en hoe ze bijdragen aan de visie. Aangezien de opdrachtgevers zoveel mogelijk wensen te streven naar een transparante, bottom-up samenwerking, is een beschrijving van de profiele noodzakelijk. De namen van de leden op de lijst die terug te vinden zijn bij de visietekst komen ook niet helemaal overeen, men kan zich dus afvragen dat namen zoals Anuna De Wever, die slechts op een van de twee vermeldingen terug te vinden is, al dan niet echt deel uitmaakt van de kamer.
Verder worden er ook verschillende instanties betrokken bij het project, bijvoorbeeld de directies van de Brusselse culturele instellingen, de kunstenplatformen en andere culturele netwerken, de stad Brussel en zijn burgemeester alsook de 19 Brusselse gemeenten en hun burgemeesters en schepenen van cultuur… Wanneer het echter gaat over jongeren, wordt er enkel vermeld dat er een bijzondere aandacht is voor hen binnen het contact met de Brusselse civiele samenleving, maar ook voor minderheidsgroepen, de LGBTQI+ gemeenschap, senioren en mindervaliden. Uit de opsomming van de verschillende partners blijkt dus niet dat jongeren of jongerenorganisaties zelf een volwaardige partner vormen.
Projecten met betrekking tot jongeren
Brussel 2030 probeert de jeugd te betrekken bij het proces aan de hand van het initiatief Speak Up Brussels!. Het is van groot belang dat jongeren hun mening delen over het toekomstbeeld van de stad volgens Speak Up Brussels!. Op de website kan je als jongere, onder de 30 jaar, aangeven aan welke verandering Brussel nood heeft. Echter is de vraag of deze enquête de juiste manier is om jongeren te bereiken en input van hen te ontvangen. De enquête is momenteel slechts 34 keer ingevuld volgens de website. Het project is terug te vinden op de sociale mediakanalen van Brussel 2030.
Daarnaast doet Speak Up Brussels! project een oproep bij scholen, jeugdcentra, sportcentra en individuen om uitdagingen te delen als culturele hoofdstad. Concreet wordt het event Summer Assembly vanuit het project opgezet met als doel de discussie op gang te brengen en jongeren hun visies te verzamelen. Het event gaat door op verschillende locaties in Brussel van 28 juni tot en met zondag 2 juli 2023. Het project is een samenwerking met verschillende organisaties uit Brussel waaronder VUB, ULB en weKONEKT.brussels.
Nadien wordt in september 2023 een ‘Youth Coalition’ opgericht die bestaat uit 100 jongeren om hun visie over Brussel 2030 te verkondigen. De profielen van deze 100 jongeren en hoe deze worden gekozen, zijn alsook nog niet bekend. Binnen het Speak Up Brussels! project zijn Jan Goossens en Fatima Zibouh ook weer het aanspreekpunt. Een gemiste kans om Brusselse jongeren aan het hoofd te zetten aan het project volgens ons. Het zou een manier kunnen zijn om jongeren intensiever te betrekken binnen Brussel 2030.
INTERVIEW: INTERNATIONALE STUDENTEN
“Van de Belgische steden zou Brussel mijn voorkeur hebben”
Persoonlijk verhaal van een Nederlandse vrouwelijke student over haar verblijf in Brussel.
Margot Chataud – 07/04/2023
Margot Chataud – 07/04/2023
We willen inzoomen op hoe internationale studenten onze hoofdstad ervaren. Dit heeft zowel betrekking op de voor- als nadelen van de stad. Omdat we zelf van België en/of Brussel zijn begrijpen we soms niet waarom internationale studenten voor België/Brussel zouden kiezen. Doordat wij een andere visie hebben, lijkt het ons interessant om de motivatie te weten van deze internationale studenten. Door persoonlijke verhalen te horen, kan dit interessant zijn voor verschillende universiteiten of de stad zelf om op die manier meer internationale studenten aan te trekken.
“Ik voelde me welkom op de universiteit en ook in de klas zelf.”
Brussel wordt gezien als een aangename stad met een waardevol historisch erfgoed. Ook beschouwen we de nabijheid van verschillende faciliteiten en de beschikbaarheid van het openbaar vervoer als een essentieel punt voor het beeld van deze stad. Daarnaast zien we de multiculturaliteit als een sterkte en is de stad hierdoor meer divers en open.1 De stad vormt ook een (tijdelijke) thuis voor internationale studenten. De algemene stijging van hen zorgt ervoor dat ze een belangrijke groep worden om rekening mee te houden in de stad.2
"Ik vind Brussel toch een leukere stad en ook qua reizen is Brussel makkelijker.”
We hebben deze vragen gesteld aan een Nederlandse jonge vrouw die drie jaar in Brussel (VUB) heeft gestudeerd. Nu woont ze terug in haar thuisland (Nederland) en heeft ze dit jaar een tussenjaar genomen om eerst een Engels certificaat te behalen. Wij hebben haar geïnterviewd om haar persoonlijk verhaal te horen en over haar ervaring als internationale student in Brussel.
Hoe heb je Brussel leren kennen?
“Ik ben gewoon naar de opendag van de VUB gegaan en dat was echt de eerste keer dat ik in Brussel kwam. Daarvoor was ik er nog nooit geweest, dus ik kende de stad niet. Veel mensen in Nederland hadden een negatieve visie over Brussel, zeker na de aanslagen (…). Na de opendag ben ik ook nog in de stad geweest en ik vond het een hele mooie stad. Heel anders dan Nederland. Ik voelde me er ook meteen thuis.
Hoe ziet Brussel eruit in jouw ogen?
Op vlak van cultuur, zijn er heel veel dingen te doen in Brussel. Als je er gewoon vrije tijd hebt kun je gewoon genoeg kiezen om activiteiten te doen, zoals parken, musea. Ik vind het openbaar vervoer ook goed geregeld. Eigenlijk kun je overal makkelijk en goedkoop heen. In Nederland krijg je een studentenovereenkomst en kun je door de week gratis reizen in het hele land. Maar in België moest je de eerste twee jaren 50 euro betalen om onbeperkt in Brussel te reizen en dan werd het 12 euro, dus ik vond dat echt heel handig.”
Voldoen de Brusselse onderwijsinstellingen aan de verwachtingen van internationale studenten? Creëren ze een thuisgevoel voor de internationale studenten?
“Ja ik vind van wel. Ik voelde me welkom op de universiteit en ook in de klas zelf. Ik denk bijvoorbeeld voor mensen die op uitwisseling zijn of in een klas zitten met alleen maar buitenlandse studenten, dat dat anders is dan in een klas met allemaal Belgische studenten. Ik was daar in het begin wel een beetje bang voor of dat ik wel tussen de Belgen zou passen, maar dat ging echt heel goed. De VUB heeft tijdens de introductieweek een paar meetings voor buitenlandse studenten georganiseerd en daar ben ik ook heen geweest. Dus dat was wel fijn om de universiteit op die manier te leren kennen.”
Wat hield dat eigenlijk in, die aparte meetings voor internationale studenten?
“Je kreeg extra uitleg en ook was er een organisatie ISN, die organiseren dingen voor Erasmus studenten, maar als gewone buitenlandse student mag je daar ook heen. Die stellen zich daar ook voor en daar ben ik uiteindelijk ook nog heen geweest.”
Na je studies, ben je geïnteresseerd om in Brussel te blijven? Waarom wel/niet?
“Op zich zou ik daarvoor openstaan, maar ik weet nog niet waar ik wil wonen of werken. Alleen het nadeel van Brussel is dat je Frans moet spreken bij veel bedrijven of in ieder geval moet kunnen en dat kan ik echt niet!
Zou je dan eerder een andere stad in Vlaanderen kiezen?
“Waarschijnlijk niet. Van de Belgische steden zou Brussel mijn voorkeur hebben tenzij ik geen Frans zou moeten spreken zeg maar!”
Wat neem je zeker mee van Brussel, los van jouw studies?
“Doordat ik naar het buitenland ben verhuisd, ben ik heel zelfstandig geworden. Eerste woonde ik thuis bij mijn ouders, maar dat ik eventjes uit huis was, heeft me veel dingen geleerd. Eigenlijk gewoon op mijn eigen benen staan, mijn eigen leven regelen.”
Je hebt drie jaar gestudeerd in Brussel, maar tijdens uw drie jaren heb je dan andere regio’s van België bezocht?
“Ja, ik ben naar Leuven, Gent, Brugge, Antwerpen en Hasselt geweest. Sommige dingen was ik met ISN geweest en sommige dingen ben ik alleen geweest. Antwerpen was ik wel al eerder geweest want dat is natuurlijk niet zo heel ver van waar ik woon. Ik ben wel niet in Wallonië geweest. Dat kwam ook wel door Corona want ik wilde daar wel heen maar uiteindelijk doordat ik best wel een tijd in Nederland ben geweest, viel er heel veel tijd weg om te reizen.”
Wat heb je dan vooral bezocht in die steden?
“Ik hou van fotograferen dus dan vooral de mooie gebouwen, parkjes bezocht. Musea heb ik niet echt gedaan, alleen in Brussel eigenlijk.
Was er eigenlijk een andere ervaring in verband met Brussel qua stadbeleving?
“Valt wel mee. Behalve dat je dan gewoon Nederlands kan praten (…). Maar verder is het wel redelijk hetzelfde denk ik.”
Achteraf gezien, liever in Brussel gebleven of naar Vlaanderen/Wallonië geweest?
“Ik vind Brussel toch een leukere stad en ook qua reizen is Brussel makkelijker. Als ik op basis van reizen moest kiezen, dan was het waarschijnlijk Antwerpen geworden want dat was een directe verbinding met Nederland. Maar qua stad zou ik sowieso opnieuw Brussel kiezen.”
Hoe heb je Brussel leren kennen?
“Ik ben gewoon naar de opendag van de VUB gegaan en dat was echt de eerste keer dat ik in Brussel kwam. Daarvoor was ik er nog nooit geweest, dus ik kende de stad niet. Veel mensen in Nederland hadden een negatieve visie over Brussel, zeker na de aanslagen (…). Na de opendag ben ik ook nog in de stad geweest en ik vond het een hele mooie stad. Heel anders dan Nederland. Ik voelde me er ook meteen thuis.
Hoe ziet Brussel eruit in jouw ogen?
Op vlak van cultuur, zijn er heel veel dingen te doen in Brussel. Als je er gewoon vrije tijd hebt kun je gewoon genoeg kiezen om activiteiten te doen, zoals parken, musea. Ik vind het openbaar vervoer ook goed geregeld. Eigenlijk kun je overal makkelijk en goedkoop heen. In Nederland krijg je een studentenovereenkomst en kun je door de week gratis reizen in het hele land. Maar in België moest je de eerste twee jaren 50 euro betalen om onbeperkt in Brussel te reizen en dan werd het 12 euro, dus ik vond dat echt heel handig.”
Voldoen de Brusselse onderwijsinstellingen aan de verwachtingen van internationale studenten? Creëren ze een thuisgevoel voor de internationale studenten?
“Ja ik vind van wel. Ik voelde me welkom op de universiteit en ook in de klas zelf. Ik denk bijvoorbeeld voor mensen die op uitwisseling zijn of in een klas zitten met alleen maar buitenlandse studenten, dat dat anders is dan in een klas met allemaal Belgische studenten. Ik was daar in het begin wel een beetje bang voor of dat ik wel tussen de Belgen zou passen, maar dat ging echt heel goed. De VUB heeft tijdens de introductieweek een paar meetings voor buitenlandse studenten georganiseerd en daar ben ik ook heen geweest. Dus dat was wel fijn om de universiteit op die manier te leren kennen.”
Wat hield dat eigenlijk in, die aparte meetings voor internationale studenten?
“Je kreeg extra uitleg en ook was er een organisatie ISN, die organiseren dingen voor Erasmus studenten, maar als gewone buitenlandse student mag je daar ook heen. Die stellen zich daar ook voor en daar ben ik uiteindelijk ook nog heen geweest.”
Na je studies, ben je geïnteresseerd om in Brussel te blijven? Waarom wel/niet?
“Op zich zou ik daarvoor openstaan, maar ik weet nog niet waar ik wil wonen of werken. Alleen het nadeel van Brussel is dat je Frans moet spreken bij veel bedrijven of in ieder geval moet kunnen en dat kan ik echt niet!
Zou je dan eerder een andere stad in Vlaanderen kiezen?
“Waarschijnlijk niet. Van de Belgische steden zou Brussel mijn voorkeur hebben tenzij ik geen Frans zou moeten spreken zeg maar!”
Wat neem je zeker mee van Brussel, los van jouw studies?
“Doordat ik naar het buitenland ben verhuisd, ben ik heel zelfstandig geworden. Eerste woonde ik thuis bij mijn ouders, maar dat ik eventjes uit huis was, heeft me veel dingen geleerd. Eigenlijk gewoon op mijn eigen benen staan, mijn eigen leven regelen.”
Je hebt drie jaar gestudeerd in Brussel, maar tijdens uw drie jaren heb je dan andere regio’s van België bezocht?
“Ja, ik ben naar Leuven, Gent, Brugge, Antwerpen en Hasselt geweest. Sommige dingen was ik met ISN geweest en sommige dingen ben ik alleen geweest. Antwerpen was ik wel al eerder geweest want dat is natuurlijk niet zo heel ver van waar ik woon. Ik ben wel niet in Wallonië geweest. Dat kwam ook wel door Corona want ik wilde daar wel heen maar uiteindelijk doordat ik best wel een tijd in Nederland ben geweest, viel er heel veel tijd weg om te reizen.”
Wat heb je dan vooral bezocht in die steden?
“Ik hou van fotograferen dus dan vooral de mooie gebouwen, parkjes bezocht. Musea heb ik niet echt gedaan, alleen in Brussel eigenlijk.
Was er eigenlijk een andere ervaring in verband met Brussel qua stadbeleving?
“Valt wel mee. Behalve dat je dan gewoon Nederlands kan praten (…). Maar verder is het wel redelijk hetzelfde denk ik.”
Achteraf gezien, liever in Brussel gebleven of naar Vlaanderen/Wallonië geweest?
“Ik vind Brussel toch een leukere stad en ook qua reizen is Brussel makkelijker. Als ik op basis van reizen moest kiezen, dan was het waarschijnlijk Antwerpen geworden want dat was een directe verbinding met Nederland. Maar qua stad zou ik sowieso opnieuw Brussel kiezen.”
1 Verhoest, P., Bauwens, J., & te Braak, P. (2022). One city, different views: An analysis of cultural schemes on Brussels as a living environment. Urban Research & Practice, 15(2), 239–257. https://doi.org/10.1080/17535069.2020.1790642
2 Aantal internationale VUB-studenten stijgt achtste jaar op rij. (2022). Vrije Universiteit Brussel. https://www.vub.be/nl/nieuws/aantal-internationale-vub-studenten
2 Aantal internationale VUB-studenten stijgt achtste jaar op rij. (2022). Vrije Universiteit Brussel. https://www.vub.be/nl/nieuws/aantal-internationale-vub-studenten
TIKTOK
PODCAST: INTERVIEW CLAUDY (FR)
Klik op deze link om het interview te horen met Claudy. Een internationale studente in Brussel. Zij vertelt meer over haar ervaringen hier als buitenlandse student in Brussel!
INTERVIEW: FUSE
Een interview met FUSE. Hoe willen zij de drugsproblematiek aanpakken in het nachtleven?
ARTIKEL: Party hard, party safe: Hoe Brussel de risico's van druggebruik probeert te verminderen
Het uitgaansleven in Brussel staat bekend om zijn bruisende clubs, gezellige bars en levendige festivals. Maar helaas gaat het uitgaan in onze Belgische hoofdstad ook gepaard met een donkere kant: druggebruik. Of het nu gaat om ecstasy, cocaïne, speed of andere middelen, drugs lijken onlosmakelijk verbonden te zijn met het nachtleven in Brussel. Uit onderzoek blijkt dat feestgangers die deelnemen aan het nachtleven in bars, cafés, nachtclubs, discotheken en muziekfestivals een hoog percentage van druggebruik melden in vergelijking met de algemene bevolking.
Hoewel het gebruik van drugs in het uitgaansleven voor sommige mensen misschien onschuldig lijkt, kan het grote risico's met zich meebrengen. Van de bijwerkingen van drugs zelf tot het risico van overmatig gebruik en de gevaren van onbetrouwbare dealers. Daarnaast kan ook het nemen van drugs ernstige gezondheidsproblemen veroorzaken. Gelukkig zijn er verschillende initiatieven en programma's in de hoofdstad die proberen het druggebruik veiliger en bespreekbaar te maken.
Initiatieven
In Brussel zijn er enkele organisaties die inzetten op informatie, preventie en hulpverlening bij druggebruik. Het CGG, het Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, en Modus Vivendi zijn Brusselse initiatieven om dit probleem aan te pakken. In Vlaanderen is het Vlaams Expertisecentrum voor Alcohol en Andere Drugs (VAD) actief. Deze organisaties hebben verschillende initiatieven opgezet om informatie te geven in verband met gebruik, preventie en schadebeperking.
Modus Vivendi maakt en verspreidt diverse brochures over producten zoals cannabis, alcohol, ecstasy, het ABC van hepatitis, en de bijbehorende effecten en veiligheidsregels die in acht genomen moeten worden bij gebruik. Daarnaast heeft deze organisatie de leiding over het Stérifixproject, dat tot doel heeft om apotheken te voorzien van kits met injectiemateriaal en bijhorende veiligheidsinstructies. Modus Vivendi organiseert ook acties om veiligheidsinstructies te verspreiden onder gebruikers op locaties waar drugs gebruikt worden, zoals op festivals en andere evenementen.
Injectieplaatsen
Het voorbije jaar zijn er in Brussel ook veilige injectieplaatsen voor drugs geopend. Eén van deze plekken is het Transit Onthaal- en Ontvangstcentrum in de Stephensonstraat. Druggebruikers kunnen naar deze plek gaan om op een veilige manier en onder toezicht drugs te nemen of te injecteren. “Dankzij deze ruimtes kunnen druggebruikers gemakkelijker toegang krijgen tot hulp en vervolgzorg", aldus de Brusselse burgemeester Philippe Close.
Druggebruik is een complexe kwestie waar geen eenvoudige oplossingen voor bestaan. Maar door de samenwerking van verschillende belanghebbenden en initiatieven die gericht zijn op het veiliger maken van druggebruik, kunnen de risico's en gevaren van deze praktijk verminderd worden. Brussel heeft nog vele andere initiatieven die zich hier mee bezig houden. Educatie en voorlichting spelen een belangrijke rol, zowel voor jongeren als voor ervaren gebruikers. Door mensen te informeren over de risico's van drugs en hoe deze risico's geminimaliseerd kunnen worden, kunnen we het druggebruik in Brussel veiliger maken.
Uiteindelijk is het belangrijk om te erkennen dat druggebruik nooit helemaal zonder risico's zal zijn, en dat het nemen van drugs altijd een persoonlijke keuze blijft. Maar door middel van openheid, samenwerking en verantwoordelijkheid kunnen we de negatieve effecten van druggebruik verminderen en de veiligheid van feestgangers in Brussel verbeteren.
Hoewel het gebruik van drugs in het uitgaansleven voor sommige mensen misschien onschuldig lijkt, kan het grote risico's met zich meebrengen. Van de bijwerkingen van drugs zelf tot het risico van overmatig gebruik en de gevaren van onbetrouwbare dealers. Daarnaast kan ook het nemen van drugs ernstige gezondheidsproblemen veroorzaken. Gelukkig zijn er verschillende initiatieven en programma's in de hoofdstad die proberen het druggebruik veiliger en bespreekbaar te maken.
Initiatieven
In Brussel zijn er enkele organisaties die inzetten op informatie, preventie en hulpverlening bij druggebruik. Het CGG, het Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, en Modus Vivendi zijn Brusselse initiatieven om dit probleem aan te pakken. In Vlaanderen is het Vlaams Expertisecentrum voor Alcohol en Andere Drugs (VAD) actief. Deze organisaties hebben verschillende initiatieven opgezet om informatie te geven in verband met gebruik, preventie en schadebeperking.
Modus Vivendi maakt en verspreidt diverse brochures over producten zoals cannabis, alcohol, ecstasy, het ABC van hepatitis, en de bijbehorende effecten en veiligheidsregels die in acht genomen moeten worden bij gebruik. Daarnaast heeft deze organisatie de leiding over het Stérifixproject, dat tot doel heeft om apotheken te voorzien van kits met injectiemateriaal en bijhorende veiligheidsinstructies. Modus Vivendi organiseert ook acties om veiligheidsinstructies te verspreiden onder gebruikers op locaties waar drugs gebruikt worden, zoals op festivals en andere evenementen.
Injectieplaatsen
Het voorbije jaar zijn er in Brussel ook veilige injectieplaatsen voor drugs geopend. Eén van deze plekken is het Transit Onthaal- en Ontvangstcentrum in de Stephensonstraat. Druggebruikers kunnen naar deze plek gaan om op een veilige manier en onder toezicht drugs te nemen of te injecteren. “Dankzij deze ruimtes kunnen druggebruikers gemakkelijker toegang krijgen tot hulp en vervolgzorg", aldus de Brusselse burgemeester Philippe Close.
Druggebruik is een complexe kwestie waar geen eenvoudige oplossingen voor bestaan. Maar door de samenwerking van verschillende belanghebbenden en initiatieven die gericht zijn op het veiliger maken van druggebruik, kunnen de risico's en gevaren van deze praktijk verminderd worden. Brussel heeft nog vele andere initiatieven die zich hier mee bezig houden. Educatie en voorlichting spelen een belangrijke rol, zowel voor jongeren als voor ervaren gebruikers. Door mensen te informeren over de risico's van drugs en hoe deze risico's geminimaliseerd kunnen worden, kunnen we het druggebruik in Brussel veiliger maken.
Uiteindelijk is het belangrijk om te erkennen dat druggebruik nooit helemaal zonder risico's zal zijn, en dat het nemen van drugs altijd een persoonlijke keuze blijft. Maar door middel van openheid, samenwerking en verantwoordelijkheid kunnen we de negatieve effecten van druggebruik verminderen en de veiligheid van feestgangers in Brussel verbeteren.
BRONNEN:
https://feditobxl.be/nl/membres/modus-vivendi/
https://www.thebulletin.be/safe-drug-injection-spaces-open-brussels-end-year?fbclid=IwAR233dBBdJgCKniMYKUKmHVb1DKTd4OsTA5zRKq4peMiJwbcZ6dyaefxV9o
https://www.emcdda.europa.eu/publications/rapid-communications/nps-responses_en
https://feditobxl.be/nl/membres/modus-vivendi/
https://www.thebulletin.be/safe-drug-injection-spaces-open-brussels-end-year?fbclid=IwAR233dBBdJgCKniMYKUKmHVb1DKTd4OsTA5zRKq4peMiJwbcZ6dyaefxV9o
https://www.emcdda.europa.eu/publications/rapid-communications/nps-responses_en
STRAATINTERVIEW: Wat denken de Brusselse studenten over drugs?
Een straatinterview met Brusselse studenten. Wat weten zij over drugs?
INFOGRAPHIC PARTYDRUGS
Een infographic over soorten drugs. Wat zijn de effecten er van? En welke gevaren zijn er?
VIDEO: BESTAANDE INITIATIEVEN IN VERBAND MET LEEGSTAND
Een video over welke initiatieven er zijn die leegstand willen aanpakken.
ARTIKEL: "VLAAMSE OVERHEID WILT LEEGSTAANDE PANDEN IN DE STAD BRUSSEL BETER IN KAART BRENGEN"
© Marc Baert
Rik Verwaetermeulen, 3 april 2023
Brussel is een levendige stad waar veel mensen wonen. Zo zou de hoofdstad van Europa 188 737 mensen tellen. Als je deze cijfers zou bekijken dan zou je denken dat de stad Brussel te maken zou hebben met een soort van overbevolking en dat er te weinig huisvesting is. Maar niets is minder waar. De stad Brussel heeft juist te kampen met een ‘leegstaande panden’ problematiek. Naar aanleiding van een onderzoek van de VUB en ULB zouden zo’n 10 000 gebouwen leeg staan, met daarin 17 000 à 27 000 leegstaande woningen. Maar wat doet de Vlaamse overheid aan deze problematiek? En welke beslissingen heeft de Vlaamse overheid al gemaakt om deze problematiek aan te pakken?
De Vlaamse overheid wilt leegstand en verkrottingen van gebouwen en woningen vooral tegen gaan. Volgens de Vlaamse overheid is dit een gemeentelijke bevoegdheid. Gemeentes staan zelf in voor het opsporen, registreren en aanpakken van deze leegstaande woningen. Ze mogen dus zelf beslissen hoe ze dit aanpakken en/of willen bestrijden. Toch zijn er een aantal voorwaarden die voor elke Vlaamse gemeente zou gelden. Zo zouden leegstaande woningen opgenomen worden in een inventaris en is het mogelijk dat de gemeente in Vlaanderen een belasting invoert op leegstand. Als er woningen zijn die er echt zwaar aan toe zijn en dus beter zouden afgebroken worden en worden vervangen door een nieuwbouwproject dan geldt er een verlaagd btw-tarief voor afbraak en wederopbouw. Mensen die hier niet in aanmerking komen kunnen via het Vlaamse gewest en bepaalde voorwaarden een sloop- en heropbouwpremie aanvragen.
Leegstaande bedrijfsruimten worden ook in een inventaris geplaatst. Als de bedrijfsruimte al minstens drie jaar in de inventaris staat zou de eigenaar van het leegstaande pand een leegstandsheffing moeten betalen. Opbrengsten van deze heffing zouden naar een vernieuwingsfonds gaan. Deze geeft financiële steun aan projecten die leegstaande panden een nieuw leven proberen in te blazen.
De staatsecretaris voor huisvesting, Nawal Ben Hamou, heeft de opdracht gegeven aan onderzoekers van de VUB/ULB om een instrument te ontwikkelen waarmee men de leegstand beter in kaart kan brengen. In de vorige legislatuur werden er subsidies gegeven aan de gemeenten om de leegstand in kaart te brengen. Dit was geen succes waardoor de staatssectretaris heeft besloten om de opsporing van deze leegstaande panden op een gewestelijke niveau aan te pakken via Brussel huisvesting, een organisatie die een soort van hefboom wilt zijn voor een duurzaam en een vooruitdenkend huisvestingsbeleid, samen met alle belangrijke partners. Daarom werd er een team opgesteld van onderzoekers van de VUB/ULB om te zien of het haalbaar is om deze leegstaande panden op te sporen en in kaart te brengen. De onderzoekers hebben een soort van instrument kunnen maken en zo een inventaris gemaakt met potentiële leegstaande woningen.
Er zijn nog drie stappen die verder worden ondernomen om verder te kunnen in dit onderzoek volgens het persbericht van de staatsecretaris Nawal Ben Hamou. Ten eerste willen ze nog gerichter onderzoek doen naar panden die al vier jaar potentieel leeg zouden staan, waar er geen domicilie en weinig waterverbruik is. Dit zou gaan over 3500 panden. Een tweede volgende stap is meer personeel aannemen om dit verder te onderzoeken. Zo zou het team voorlopig bestaan uit 9 inspecteurs en zouden deze versterkt moeten worden met 5 extra personeelsleden. Zodat het opsporingswerk gemakkelijker zou verlopen en meer panden ook gecontroleerd kunnen worden om de eigenaars er van te kunnen sanctioneren. Als derde en laatste punt zou er voor elk gewest een ondersteuningsteam moeten komen om de leegstaande panden terug op de markt te krijgen. Elke gemeente die het huisvestingscontract zou tekenen, ontvangt een jaarlijkse subsidie van 60.000 euro voor het rekruteren van een medewerker die contact opneemt met de eigenaars die een overtreding begaan om zo er voor te zorgen dat zij hun pand opnieuw beschikbaar maken en het laten bewonen. Bij de organisatie Brussel Huisvesting is er ook een team opgericht die de gemeenten zou ondersteunen.
Bronnen:
https://bisa.brussels/cijfers/kerncijfers-per-gemeente/stad-brussel
https://nawalbenhamou.brussels/nl/un-premier-cadastre-regional-deslogements-presumes-inoccupes/#:~:text=De%20Staatssecretaris%20voor%20Huisvesting%20Nawal, onderzoeken%20uitvoert%20en%20inbreukdossiers%20behandelt.
https://www.vlaanderen.be/leegstand-en-verkrotting
Brussel is een levendige stad waar veel mensen wonen. Zo zou de hoofdstad van Europa 188 737 mensen tellen. Als je deze cijfers zou bekijken dan zou je denken dat de stad Brussel te maken zou hebben met een soort van overbevolking en dat er te weinig huisvesting is. Maar niets is minder waar. De stad Brussel heeft juist te kampen met een ‘leegstaande panden’ problematiek. Naar aanleiding van een onderzoek van de VUB en ULB zouden zo’n 10 000 gebouwen leeg staan, met daarin 17 000 à 27 000 leegstaande woningen. Maar wat doet de Vlaamse overheid aan deze problematiek? En welke beslissingen heeft de Vlaamse overheid al gemaakt om deze problematiek aan te pakken?
De Vlaamse overheid wilt leegstand en verkrottingen van gebouwen en woningen vooral tegen gaan. Volgens de Vlaamse overheid is dit een gemeentelijke bevoegdheid. Gemeentes staan zelf in voor het opsporen, registreren en aanpakken van deze leegstaande woningen. Ze mogen dus zelf beslissen hoe ze dit aanpakken en/of willen bestrijden. Toch zijn er een aantal voorwaarden die voor elke Vlaamse gemeente zou gelden. Zo zouden leegstaande woningen opgenomen worden in een inventaris en is het mogelijk dat de gemeente in Vlaanderen een belasting invoert op leegstand. Als er woningen zijn die er echt zwaar aan toe zijn en dus beter zouden afgebroken worden en worden vervangen door een nieuwbouwproject dan geldt er een verlaagd btw-tarief voor afbraak en wederopbouw. Mensen die hier niet in aanmerking komen kunnen via het Vlaamse gewest en bepaalde voorwaarden een sloop- en heropbouwpremie aanvragen.
Leegstaande bedrijfsruimten worden ook in een inventaris geplaatst. Als de bedrijfsruimte al minstens drie jaar in de inventaris staat zou de eigenaar van het leegstaande pand een leegstandsheffing moeten betalen. Opbrengsten van deze heffing zouden naar een vernieuwingsfonds gaan. Deze geeft financiële steun aan projecten die leegstaande panden een nieuw leven proberen in te blazen.
De staatsecretaris voor huisvesting, Nawal Ben Hamou, heeft de opdracht gegeven aan onderzoekers van de VUB/ULB om een instrument te ontwikkelen waarmee men de leegstand beter in kaart kan brengen. In de vorige legislatuur werden er subsidies gegeven aan de gemeenten om de leegstand in kaart te brengen. Dit was geen succes waardoor de staatssectretaris heeft besloten om de opsporing van deze leegstaande panden op een gewestelijke niveau aan te pakken via Brussel huisvesting, een organisatie die een soort van hefboom wilt zijn voor een duurzaam en een vooruitdenkend huisvestingsbeleid, samen met alle belangrijke partners. Daarom werd er een team opgesteld van onderzoekers van de VUB/ULB om te zien of het haalbaar is om deze leegstaande panden op te sporen en in kaart te brengen. De onderzoekers hebben een soort van instrument kunnen maken en zo een inventaris gemaakt met potentiële leegstaande woningen.
Er zijn nog drie stappen die verder worden ondernomen om verder te kunnen in dit onderzoek volgens het persbericht van de staatsecretaris Nawal Ben Hamou. Ten eerste willen ze nog gerichter onderzoek doen naar panden die al vier jaar potentieel leeg zouden staan, waar er geen domicilie en weinig waterverbruik is. Dit zou gaan over 3500 panden. Een tweede volgende stap is meer personeel aannemen om dit verder te onderzoeken. Zo zou het team voorlopig bestaan uit 9 inspecteurs en zouden deze versterkt moeten worden met 5 extra personeelsleden. Zodat het opsporingswerk gemakkelijker zou verlopen en meer panden ook gecontroleerd kunnen worden om de eigenaars er van te kunnen sanctioneren. Als derde en laatste punt zou er voor elk gewest een ondersteuningsteam moeten komen om de leegstaande panden terug op de markt te krijgen. Elke gemeente die het huisvestingscontract zou tekenen, ontvangt een jaarlijkse subsidie van 60.000 euro voor het rekruteren van een medewerker die contact opneemt met de eigenaars die een overtreding begaan om zo er voor te zorgen dat zij hun pand opnieuw beschikbaar maken en het laten bewonen. Bij de organisatie Brussel Huisvesting is er ook een team opgericht die de gemeenten zou ondersteunen.
Bronnen:
https://bisa.brussels/cijfers/kerncijfers-per-gemeente/stad-brussel
https://nawalbenhamou.brussels/nl/un-premier-cadastre-regional-deslogements-presumes-inoccupes/#:~:text=De%20Staatssecretaris%20voor%20Huisvesting%20Nawal, onderzoeken%20uitvoert%20en%20inbreukdossiers%20behandelt.
https://www.vlaanderen.be/leegstand-en-verkrotting
ARTIKEL: KRAAKPANDEN EN KRAKERS IN BRUSSEL: EEN TOENEMENDE PROBLEMATIEK
Gloria Birihanyuma, 3 april 2023
“Krakers voelen zich niet veilig in opvangcentra”, zegt een politiecommissaris uit het Brusselse. De politiecommissaris kiest ervoor om anoniem te blijven. Veel krakers kiezen er zelf voor om te kraken omdat de leefomstandigheden in opvangcentra niet veel beter zijn. Bovendien hebben ze vaak maar recht op 1 nacht. Het is een problematiek in Brussel dat verschillende oorzaken heeft en verschillende profielen van krakers zijn hier slachtoffer van.
De problematiek van leegstaande kraakpanden en krakers in Brussel is nog altijd een actuele discussie. Daarbij lopen de aantal krakers en kraakpanden in Brussel alleen maar op. Van 2008 tot 2016 was er een exponentiële stijging van 878,3% kraakpanden in Brussel. Mensen in ontoereikende huisvesting (mensen in onderhandelde bezettingen en mensen die verblijven in kraakpanden, red.), is op 8 jaar tijd verdubbeld van 1729 tot 3386. Het totaal aantal krakers stond op 587 waarbij mannen in meerderheid waren met een percentage van 66%, vrouwen 19% en kinderen met 15%.
De cijfers in Brussel zijn echter nooit volledig accuraat door de kleinere kraakpanden die vaak niet meegeteld worden. Daarnaast fluctueren deze cijfers razendsnel door de snelheid waarin krakers zich verplaatsen. De cijfers kunnen van de ene op de dag verschillen. Het vzw Project Lama en Samusocial richtten samen het team Cover op en namen waar dat het niet gerapporteerde percentage mensen, nog groter was dan gedacht voordien. Ongeveer 2000 mensen leefden in precaire omstandigheden. Dit toont aan dat de cijfers vandaag in 2023 alleen maar zijn gestegen. Op dit moment zijn er ongeveer 2000 mensen die kraken in Brussel. Wat weer een enorme stijging is sinds 2016. Ook de Brusselse politie is deze stijging niet ontkomen. In de Brusselse politiezone in Elsene alleen al zijn er 39 kraakpanden, waarvan in sommigen al een 100-tal krakers verblijven.
Er is nog geen duidelijk onderzoek gedaan naar het profiel van de krakers in Brussel. Volgens politiecommissaris Vandersmit* bestaat het profiel van krakers echter merendeel uit illegale inwoners, waarvan vaak alleenstaande mannen, hoewel het ook voorkomt dat er vrouwen met kinderen er zich bevinden.
Daarnaast zijn het soms ook jonge kunstenaars die kraken of activisten die het bezetten uit eigen overtuiging en protestactie. De meeste krakers zijn er echter niet uit eigen wil. Een oplossing zoeken voor deze mensen is niet eenvoudig. Ook blijkt het niet duidelijk bij wie de verantwoordelijkheid werkelijk ligt. Het OCMW wordt op de hoogte gebracht wanneer een ontruiming zich plaatsvindt bij een kraakpand en zijn wettelijk verplicht hen te helpen. Hoewel zij niet verantwoordelijk zijn indien er uiteindelijk geen oplossing gevonden wordt. “Het OCMW heeft een wettelijke verplichting om iets te doen maar geen resultaatverplichting. Ze zoeken naar een andere woonruimte voor krakers maar als ze er niet in slagen is dat niet hun fout, ze moeten hun best doen maar geen oplossing is een oplossing.” Daarnaast zijn er ook daklozenorganisaties die gecontacteerd worden om onderdak aan te bieden. Hoewel de problematiek bij daklozenorganisaties eerder een kwestie van veiligheid is; “Er zijn opvangcentra maar wat we vaak vaststellen is dat veel krakers niet opgenomen willen worden in een huis of daklozencentrum. De opvang is altijd maar voor een nacht. Bovendien voelen mensen zich niet veilig in opvangcentra. Vaak zijn er mensen met alcoholproblemen, zijn ze gewelddadig, worden ze bestolen, mensen die het ervaren hebben zeggen dan vaak ‘ik wil het niet’.”
Strengere regels omtrent daklozenorganisaties om zekerheid en veiligheid aan te bieden aan krakers zou al een grote stap zijn in de richting van een Brussel met minder kraakpanden.
Bronnen:
https://www.lastrada.brussels/portail/images/PDF/20171012_Strada_Denomb_R apport_NL_V4_POUR_BAT.pdf
“Krakers voelen zich niet veilig in opvangcentra”, zegt een politiecommissaris uit het Brusselse. De politiecommissaris kiest ervoor om anoniem te blijven. Veel krakers kiezen er zelf voor om te kraken omdat de leefomstandigheden in opvangcentra niet veel beter zijn. Bovendien hebben ze vaak maar recht op 1 nacht. Het is een problematiek in Brussel dat verschillende oorzaken heeft en verschillende profielen van krakers zijn hier slachtoffer van.
De problematiek van leegstaande kraakpanden en krakers in Brussel is nog altijd een actuele discussie. Daarbij lopen de aantal krakers en kraakpanden in Brussel alleen maar op. Van 2008 tot 2016 was er een exponentiële stijging van 878,3% kraakpanden in Brussel. Mensen in ontoereikende huisvesting (mensen in onderhandelde bezettingen en mensen die verblijven in kraakpanden, red.), is op 8 jaar tijd verdubbeld van 1729 tot 3386. Het totaal aantal krakers stond op 587 waarbij mannen in meerderheid waren met een percentage van 66%, vrouwen 19% en kinderen met 15%.
De cijfers in Brussel zijn echter nooit volledig accuraat door de kleinere kraakpanden die vaak niet meegeteld worden. Daarnaast fluctueren deze cijfers razendsnel door de snelheid waarin krakers zich verplaatsen. De cijfers kunnen van de ene op de dag verschillen. Het vzw Project Lama en Samusocial richtten samen het team Cover op en namen waar dat het niet gerapporteerde percentage mensen, nog groter was dan gedacht voordien. Ongeveer 2000 mensen leefden in precaire omstandigheden. Dit toont aan dat de cijfers vandaag in 2023 alleen maar zijn gestegen. Op dit moment zijn er ongeveer 2000 mensen die kraken in Brussel. Wat weer een enorme stijging is sinds 2016. Ook de Brusselse politie is deze stijging niet ontkomen. In de Brusselse politiezone in Elsene alleen al zijn er 39 kraakpanden, waarvan in sommigen al een 100-tal krakers verblijven.
Er is nog geen duidelijk onderzoek gedaan naar het profiel van de krakers in Brussel. Volgens politiecommissaris Vandersmit* bestaat het profiel van krakers echter merendeel uit illegale inwoners, waarvan vaak alleenstaande mannen, hoewel het ook voorkomt dat er vrouwen met kinderen er zich bevinden.
Daarnaast zijn het soms ook jonge kunstenaars die kraken of activisten die het bezetten uit eigen overtuiging en protestactie. De meeste krakers zijn er echter niet uit eigen wil. Een oplossing zoeken voor deze mensen is niet eenvoudig. Ook blijkt het niet duidelijk bij wie de verantwoordelijkheid werkelijk ligt. Het OCMW wordt op de hoogte gebracht wanneer een ontruiming zich plaatsvindt bij een kraakpand en zijn wettelijk verplicht hen te helpen. Hoewel zij niet verantwoordelijk zijn indien er uiteindelijk geen oplossing gevonden wordt. “Het OCMW heeft een wettelijke verplichting om iets te doen maar geen resultaatverplichting. Ze zoeken naar een andere woonruimte voor krakers maar als ze er niet in slagen is dat niet hun fout, ze moeten hun best doen maar geen oplossing is een oplossing.” Daarnaast zijn er ook daklozenorganisaties die gecontacteerd worden om onderdak aan te bieden. Hoewel de problematiek bij daklozenorganisaties eerder een kwestie van veiligheid is; “Er zijn opvangcentra maar wat we vaak vaststellen is dat veel krakers niet opgenomen willen worden in een huis of daklozencentrum. De opvang is altijd maar voor een nacht. Bovendien voelen mensen zich niet veilig in opvangcentra. Vaak zijn er mensen met alcoholproblemen, zijn ze gewelddadig, worden ze bestolen, mensen die het ervaren hebben zeggen dan vaak ‘ik wil het niet’.”
Strengere regels omtrent daklozenorganisaties om zekerheid en veiligheid aan te bieden aan krakers zou al een grote stap zijn in de richting van een Brussel met minder kraakpanden.
Bronnen:
https://www.lastrada.brussels/portail/images/PDF/20171012_Strada_Denomb_R apport_NL_V4_POUR_BAT.pdf