ARTIKELS
VIDEO: MOBILITEIT
Kevin Taelemans
INTERVIEW: Toegankelijkheid in Brussel: Een gesprek met David Seffer
Bron: Kinumai
Dag David, u bent oprichter van Kinumai?
“Ja, samen met een vriend, Geert. We hebben Kinumai opgericht met twee doelen. Ons eerste doel was het ontwikkelen van een nieuw loophulpmiddel om de autonomie van mensen in de stad te vergroten. En daarnaast was het ook de bedoeling om ons te focussen op het toegankelijk maken van handels- en horecazaken. Uiteindelijk bleek dat loophulpmiddel zeer veel financiële middelen te vragen, waardoor we dat onderdeel hebben laten vallen. Dus is het toegankelijk maken van zaken onze eerste focus geworden. En dat is wat we nu doen, samen met het proberen bewustmaken en beïnvloeden van de mensen die het voor het zeggen hebben.”
Heeft de mede-oprichter, Geert, ook een mobiliteitsbeperking?
“Nee. Geert heeft twee dingen, een groot hart en zeer veel ondernemingservaring. Het is een zeer geëngageerde persoon die sowieso de wereld wil verbeteren, denk ik.”
Hoe is Kinumai ontstaan?
“Toch wel uit frustratie. Ik heb nog altijd een redelijk actief leven, maar vroeger was het nog actiever, toch wat de verplaatsing betreft. En het is zeer frustrerend om vast te stellen dat de café's, de restaurants, de winkels, de plaatsen waar je gewoon bent om naartoe te gaan, stilaan verdwijnen omdat ze niet meer toegankelijk zijn. Het is dus vanuit die motivatie begonnen, want ik ben niet de enige. Wij schatten – echte cijfers vinden we niet – dat ongeveer anderhalf percent van de bevolking permanent in een rolstoel zit. En wanneer je honderd mensen ziet op straat, zou daarvan statistisch gezien zeker anderhalf persoon in een rolstoel moeten zitten. Maar dat zie je niet, omdat mensen in een rolstoel veel minder buitenkomen omdat alles veel te weinig toegankelijk en veel te onzeker is. En daar willen we iets aan doen.”
“Ja, samen met een vriend, Geert. We hebben Kinumai opgericht met twee doelen. Ons eerste doel was het ontwikkelen van een nieuw loophulpmiddel om de autonomie van mensen in de stad te vergroten. En daarnaast was het ook de bedoeling om ons te focussen op het toegankelijk maken van handels- en horecazaken. Uiteindelijk bleek dat loophulpmiddel zeer veel financiële middelen te vragen, waardoor we dat onderdeel hebben laten vallen. Dus is het toegankelijk maken van zaken onze eerste focus geworden. En dat is wat we nu doen, samen met het proberen bewustmaken en beïnvloeden van de mensen die het voor het zeggen hebben.”
Heeft de mede-oprichter, Geert, ook een mobiliteitsbeperking?
“Nee. Geert heeft twee dingen, een groot hart en zeer veel ondernemingservaring. Het is een zeer geëngageerde persoon die sowieso de wereld wil verbeteren, denk ik.”
Hoe is Kinumai ontstaan?
“Toch wel uit frustratie. Ik heb nog altijd een redelijk actief leven, maar vroeger was het nog actiever, toch wat de verplaatsing betreft. En het is zeer frustrerend om vast te stellen dat de café's, de restaurants, de winkels, de plaatsen waar je gewoon bent om naartoe te gaan, stilaan verdwijnen omdat ze niet meer toegankelijk zijn. Het is dus vanuit die motivatie begonnen, want ik ben niet de enige. Wij schatten – echte cijfers vinden we niet – dat ongeveer anderhalf percent van de bevolking permanent in een rolstoel zit. En wanneer je honderd mensen ziet op straat, zou daarvan statistisch gezien zeker anderhalf persoon in een rolstoel moeten zitten. Maar dat zie je niet, omdat mensen in een rolstoel veel minder buitenkomen omdat alles veel te weinig toegankelijk en veel te onzeker is. En daar willen we iets aan doen.”
“Ik denk toch dat de maatschappij stilletjes aan richting inclusie gaat van iedereen, ongeacht kleur of seksuele geaardheid of handicap. Al heb ik soms wel de indruk dat handicap echt de laatste in de rij is.”
Wat doen jullie dan precies wanneer jullie zien dat iets niet toegankelijk is?
“We willen graag dat mensen in een rolstoel meer uit hun huis komen en dat ze meer de mogelijkheid en de gemoedsrust hebben wanneer ze dat doen. En zeer concreet is dat dus door oprijplaten aan te bieden aan handelszaken. Ik heb in het verleden zelf al winkels benaderd met de rolstoel en toen had dat een beperkt succes, maar er waren wel enkelen die erop ingegaan zijn. Ik voel dat er hier en daar toch meer de neiging is om in het verhaal mee te gaan, ik denk ook omdat het in het algemeen kadert in een verhaal van inclusie. Ik denk toch dat de maatschappij stilletjesaan richting inclusie gaat van iedereen, ongeacht kleur of seksuele geaardheid of handicap. Al heb ik soms wel de indruk dat handicap echt de laatste in de rij is. Het is dus niet zo dat winkels en masse zeggen: “Ja, geef mij maar een oprijplaat”. Het blijft niet zo evident om ze te overtuigen. Uiteindelijk is dat ook slechts een eerste stap. Zo’n eenvoudige oprijplaat installeren is niet voldoende om je zaak toegankelijk te maken. Het is wel een eerste, pragmatische oplossing en het maakt al een groot verschil, maar op termijn wil je toch een politiek die zegt dat, wanneer je een pand of zaak bouwt, deze toegankelijk moet zijn en niet gebricoleerd.
“Er is iets wat men 'universal design' noemt, en dat zegt dat voorwerpen – maar hier hebben we het dan vooral over gebouwen of de openbare ruimte – zo ontworpen moeten worden dat ze voor iedereen het gebruik en de toegang faciliteren. En dan zit je met een heel ander concept en een andere denkwijze, wat voor iedereen gewoon welkom en nuttig is.”
Wat is er nog nodig zodat mensen met een mobiliteitsbeperking een normaal leven zouden kunnen leiden?
“Er is veel nodig. Het liefst zouden we zien dat handelaars, architecten en ondernemers – en iedereen gewoon – denkt in termen van universal design en toegankelijkheid. Dus er is een mentaliteitswijziging nodig, op alle niveau's. Het is natuurlijk wel een beetje utopisch om enkel te rekenen op een mentaliteitswijziging, op een bepaald moment moet er ook een wetgeving komen en verplichting. Ik hou daar niet zo van, maar als het moet, dan moet het. In het Brussels Gewest is er nu bijvoorbeeld een nieuwe Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening in ontwerp, wat regels inhoudt voor de bouw van woningen, handels- of horecazaken en de openbare ruimte die zeer bepalend zullen zijn, toch voor de komende tien à vijftien jaar. En ook daar zien we dat wat men wil invoeren veel te laks en te weinig dwingend is, en ik vind dat niet oké.”
“We willen graag dat mensen in een rolstoel meer uit hun huis komen en dat ze meer de mogelijkheid en de gemoedsrust hebben wanneer ze dat doen. En zeer concreet is dat dus door oprijplaten aan te bieden aan handelszaken. Ik heb in het verleden zelf al winkels benaderd met de rolstoel en toen had dat een beperkt succes, maar er waren wel enkelen die erop ingegaan zijn. Ik voel dat er hier en daar toch meer de neiging is om in het verhaal mee te gaan, ik denk ook omdat het in het algemeen kadert in een verhaal van inclusie. Ik denk toch dat de maatschappij stilletjesaan richting inclusie gaat van iedereen, ongeacht kleur of seksuele geaardheid of handicap. Al heb ik soms wel de indruk dat handicap echt de laatste in de rij is. Het is dus niet zo dat winkels en masse zeggen: “Ja, geef mij maar een oprijplaat”. Het blijft niet zo evident om ze te overtuigen. Uiteindelijk is dat ook slechts een eerste stap. Zo’n eenvoudige oprijplaat installeren is niet voldoende om je zaak toegankelijk te maken. Het is wel een eerste, pragmatische oplossing en het maakt al een groot verschil, maar op termijn wil je toch een politiek die zegt dat, wanneer je een pand of zaak bouwt, deze toegankelijk moet zijn en niet gebricoleerd.
“Er is iets wat men 'universal design' noemt, en dat zegt dat voorwerpen – maar hier hebben we het dan vooral over gebouwen of de openbare ruimte – zo ontworpen moeten worden dat ze voor iedereen het gebruik en de toegang faciliteren. En dan zit je met een heel ander concept en een andere denkwijze, wat voor iedereen gewoon welkom en nuttig is.”
Wat is er nog nodig zodat mensen met een mobiliteitsbeperking een normaal leven zouden kunnen leiden?
“Er is veel nodig. Het liefst zouden we zien dat handelaars, architecten en ondernemers – en iedereen gewoon – denkt in termen van universal design en toegankelijkheid. Dus er is een mentaliteitswijziging nodig, op alle niveau's. Het is natuurlijk wel een beetje utopisch om enkel te rekenen op een mentaliteitswijziging, op een bepaald moment moet er ook een wetgeving komen en verplichting. Ik hou daar niet zo van, maar als het moet, dan moet het. In het Brussels Gewest is er nu bijvoorbeeld een nieuwe Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening in ontwerp, wat regels inhoudt voor de bouw van woningen, handels- of horecazaken en de openbare ruimte die zeer bepalend zullen zijn, toch voor de komende tien à vijftien jaar. En ook daar zien we dat wat men wil invoeren veel te laks en te weinig dwingend is, en ik vind dat niet oké.”
“Uiteindelijk zou het tof zijn dat je gewoon geen hulp meer nodig hebt, dat alles vlot gaat.”
Is er een verschil met studenten met een mobiliteitsbeperking?
“Ik ben natuurlijk nooit student geweest met een beperkte mobiliteit, maar ik denk dat er een zeer groot verschil is, in die zin dat studenten in volle ontwikkeling en volle ontdekking van het leven zitten en dat het voor hen nog pijnlijker is om niet mee te kunnen gaan op café, naar een fuif, naar een theater of zelfs naar de aula. Ik ben wel bijvoorbeeld in aula's gekomen de laatste jaren en ofwel zit je in een hoekje achteraan, ofwel in een hoekje vooraan. En het zou fijn zijn dat men daar toch ook eens rekening mee houdt. Naast de gebouwen, denk ik dat ook de sensibilisering van de omgeving belangrijk is. Ik heb er wel vertrouwen in dat studenten behulpzaam zijn en zelf merk ik op straat dat veel mensen mij willen helpen, dus op dat vlak is dat wel oké. Maar uiteindelijk zou het tof zijn dat je gewoon geen hulp meer nodig hebt, dat alles vlot gaat. Het is dus op veel verschillende niveau's en het zal niet op een paar maanden of een jaar gebeuren. Zelfs niet op vijf of tien jaar, vrees ik.”
En wat vindt u van het openbaar vervoer in Brussel?
“Dat is zeer wisselvallig. Er zijn metrohaltes waar alles vlot toegankelijk is, maar dan ben je nooit zeker of het bij een volgende metrohalte ook vlot zal lopen. Je moet dan vaak omwegen of andere routes nemen, overstappen en assistentie vragen. De MIVB doet wel haar best, hè. Er is assistentie op het openbaar vervoer, maar er zijn zeker bus- en tramhaltes die niet toegankelijk zijn, dus daar is zeer veel werk aan de winkel.
“Je hebt mij hier zien uitstappen uit een taxibus. Taxibus is een dienst van de MIVB die je van deur tot deur brengt en waar ik wel zeer blij mee ben, omdat ze volgens mij wel beseffen dat het openbaar vervoer – en de stad ook – te veel lacunes heeft om echt vlot zelfstandig van A naar B te gaan. Dus ik kan taxiritten nemen voor de prijs van een metroticket. Dat zijn dan aangepaste taxi’s waar ik met de rolstoel in kan, maar ik moet die wel de dag voordien reserveren. En dat is ook een frustratie wanneer je beperkte mobiliteit hebt, je moet echt veel plannen. Het is moeilijk om spontaan ergens naartoe te gaan.”
“Ik ben natuurlijk nooit student geweest met een beperkte mobiliteit, maar ik denk dat er een zeer groot verschil is, in die zin dat studenten in volle ontwikkeling en volle ontdekking van het leven zitten en dat het voor hen nog pijnlijker is om niet mee te kunnen gaan op café, naar een fuif, naar een theater of zelfs naar de aula. Ik ben wel bijvoorbeeld in aula's gekomen de laatste jaren en ofwel zit je in een hoekje achteraan, ofwel in een hoekje vooraan. En het zou fijn zijn dat men daar toch ook eens rekening mee houdt. Naast de gebouwen, denk ik dat ook de sensibilisering van de omgeving belangrijk is. Ik heb er wel vertrouwen in dat studenten behulpzaam zijn en zelf merk ik op straat dat veel mensen mij willen helpen, dus op dat vlak is dat wel oké. Maar uiteindelijk zou het tof zijn dat je gewoon geen hulp meer nodig hebt, dat alles vlot gaat. Het is dus op veel verschillende niveau's en het zal niet op een paar maanden of een jaar gebeuren. Zelfs niet op vijf of tien jaar, vrees ik.”
En wat vindt u van het openbaar vervoer in Brussel?
“Dat is zeer wisselvallig. Er zijn metrohaltes waar alles vlot toegankelijk is, maar dan ben je nooit zeker of het bij een volgende metrohalte ook vlot zal lopen. Je moet dan vaak omwegen of andere routes nemen, overstappen en assistentie vragen. De MIVB doet wel haar best, hè. Er is assistentie op het openbaar vervoer, maar er zijn zeker bus- en tramhaltes die niet toegankelijk zijn, dus daar is zeer veel werk aan de winkel.
“Je hebt mij hier zien uitstappen uit een taxibus. Taxibus is een dienst van de MIVB die je van deur tot deur brengt en waar ik wel zeer blij mee ben, omdat ze volgens mij wel beseffen dat het openbaar vervoer – en de stad ook – te veel lacunes heeft om echt vlot zelfstandig van A naar B te gaan. Dus ik kan taxiritten nemen voor de prijs van een metroticket. Dat zijn dan aangepaste taxi’s waar ik met de rolstoel in kan, maar ik moet die wel de dag voordien reserveren. En dat is ook een frustratie wanneer je beperkte mobiliteit hebt, je moet echt veel plannen. Het is moeilijk om spontaan ergens naartoe te gaan.”
OPINIESTUK: Brussels: The way to go?
Dylan Baele, Fien Van Gemert en Lina Khomsi
“Dan moet ik wel zien hoe ik er geraak 😉”. Dit antwoord kregen we vorige week van een rolstoelgebruiker toen we hem vroegen of hij met ons een koffie wou drinken in Brussel centrum, inclusief de knipoog. Als mobiele twintigers stonden we hier niet bij stil; voor ons is het evident om op de trein te springen of een bus richting het centrum te nemen. Personen met een mindere mobiliteit hebben deze vrijheid niet en moeten vaak letterlijk en figuurlijk een hele resem obstakels overwinnen om ergens te geraken via het openbaar vervoer. Deze obstakels zijn fysiek maar ook organisatorisch en maatschappelijk, hoewel deze laatste twee vaak vergeten worden. In een grootstad als Brussel, centrum van de Europese Unie, zou dit niet mogen.
Werk aan de winkel
Hoewel wij Belgen er soms een nationale sport van maken om te klagen over het openbaar vervoer, is de rol die ze speelt in ons dagelijkse leven niet te onderschatten. Zeker sinds een groot deel van Brussel-centrum autovrij gemaakt werd, is het openbaar vervoer één van de belangrijkste vervoersmiddelen geworden in onze hoofdstad. Voor ons persoonlijk geeft het openbaar vervoer ons de vrijheid te gaan en te staan waar we ook willen in deze mooie stad. Voor rolstoelgebruikers is het echter niet altijd evident om van A naar B te geraken.
“Dan moet ik wel zien hoe ik er geraak 😉”. Dit antwoord kregen we vorige week van een rolstoelgebruiker toen we hem vroegen of hij met ons een koffie wou drinken in Brussel centrum, inclusief de knipoog. Als mobiele twintigers stonden we hier niet bij stil; voor ons is het evident om op de trein te springen of een bus richting het centrum te nemen. Personen met een mindere mobiliteit hebben deze vrijheid niet en moeten vaak letterlijk en figuurlijk een hele resem obstakels overwinnen om ergens te geraken via het openbaar vervoer. Deze obstakels zijn fysiek maar ook organisatorisch en maatschappelijk, hoewel deze laatste twee vaak vergeten worden. In een grootstad als Brussel, centrum van de Europese Unie, zou dit niet mogen.
Werk aan de winkel
Hoewel wij Belgen er soms een nationale sport van maken om te klagen over het openbaar vervoer, is de rol die ze speelt in ons dagelijkse leven niet te onderschatten. Zeker sinds een groot deel van Brussel-centrum autovrij gemaakt werd, is het openbaar vervoer één van de belangrijkste vervoersmiddelen geworden in onze hoofdstad. Voor ons persoonlijk geeft het openbaar vervoer ons de vrijheid te gaan en te staan waar we ook willen in deze mooie stad. Voor rolstoelgebruikers is het echter niet altijd evident om van A naar B te geraken.
“Fysieke aspecten van stations, perrons en voertuigen vermoeilijken het voor rolstoelgebruikers om de vrijheid te ervaren die mobiele mensen wel hebben.”
Niet alle metrostations zijn rolstoeltoegankelijk, of wanneer deze rolstoeltoegankelijk zijn, ligt de ingang enorm ver van het metrostation verwijderd. Fysieke aspecten van stations, perrons en voertuigen vermoeilijken het voor rolstoelgebruikers om de vrijheid te ervaren die mobiele mensen wel hebben.
Een stap in de goede richting
Toch worden er sinds enkele jaren stappen in de juiste richting gezet. In 2015 introduceerde Brussel het “handiplan”, een engagement om mensen met een handicap meer op te nemen in de beleidsbeslissingen. Een hele waaier aan initiatieven binnen de stad Brussel proberen van Brussel een toegankelijkere stad te maken en er bestaan heel wat initiatieven die personen met een mindere mobiliteit helpen. Qua openbaar vervoer is de MIVB bezig met het toegankelijker maken van al haar diensten. Nieuwe bussen en metro-toestellen hebben niet alleen meer plaats voor mensen met een beperking, maar denken ook aan hen bij onder andere het in- en uitstappen. Hoewel er dus nog problemen zijn, wordt het fysieke probleem stilaan opgelost.
Voorbij het fysieke
Een stap in de goede richting
Toch worden er sinds enkele jaren stappen in de juiste richting gezet. In 2015 introduceerde Brussel het “handiplan”, een engagement om mensen met een handicap meer op te nemen in de beleidsbeslissingen. Een hele waaier aan initiatieven binnen de stad Brussel proberen van Brussel een toegankelijkere stad te maken en er bestaan heel wat initiatieven die personen met een mindere mobiliteit helpen. Qua openbaar vervoer is de MIVB bezig met het toegankelijker maken van al haar diensten. Nieuwe bussen en metro-toestellen hebben niet alleen meer plaats voor mensen met een beperking, maar denken ook aan hen bij onder andere het in- en uitstappen. Hoewel er dus nog problemen zijn, wordt het fysieke probleem stilaan opgelost.
Voorbij het fysieke
“Een reis plannen zou even gemakkelijk moeten zijn voor een rolstoelgebruiker als het is voor een niet-rolstoelgebruiker.”
Het is echter belangrijk om ervoor te zorgen dat toegankelijkheid voor rolstoelgebruikers verder gaat dan enkel fysieke aanpassingen aan gebouwen. Een reis plannen zou even gemakkelijk moeten zijn voor een rolstoelgebruiker als het is voor een niet-rolstoelgebruiker. Toch vraagt het vandaag voor deze eerste groep beduidend meer inzet. Welke stations zijn rolstoeltoegankelijk? Voor welke treinstations moet ik op voorhand hulp vragen? Gaat het op deze bus niet te vol zijn? Dit zijn maar enkele van de vele vragen die rolstoelgebruikers vooraf moeten beantwoorden. Hoewel deze informatie allemaal online te vinden is, moet je hier vaak achter zoeken. Elke website en app van het openbaar vervoer zou deze informatie duidelijk moeten presenteren zodat ook rolstoelgebruikers sneller en efficiënter hun route kunnen plannen. Biedt alternatieve routes aan in planners voor rolstoelgebruikers. Onlangs maakte de NMBS het mogelijk om assistentie te boeken vanuit hun app, een initiatief dat al eerder ingevoerd had moeten worden.
Ook gewone mensen bewust maken van deze problematiek is een belangrijke stap in het verbeteren van de samenleving. Maak via campagnes duidelijk wat de problemen zijn die mensen met een verminderde mobiliteit ervaren en toon aan hoe mobiele mensen hun steentje kunnen bijdragen door initiatieven uit te lichten of op te starten. Een groter bewustzijn bij het publiek zal zorgen voor een groter draagvlak bij het invoeren van mogelijke oplossingen.
Een pad naar de toekomst
Het is de verantwoordelijkheid van de stad om ervoor te zorgen dat iedereen zich vrij en onafhankelijk kan bewegen, ongeacht of iemand in een rolstoel zit of niet. Qua fysieke oplossingen zijn er heel wat initiatieven die (al dan niet voldoende) de toegankelijkheid verbeteren. Maar de niet-fysieke aspecten zoals informatievergaring en het bewustzijn van de mobiele bevolking mogen niet vergeten worden. Hopelijk leven we ooit in een Brussel waar iedereen spontaan kan beslissen om een koffie te drinken in het centrum.
Ook gewone mensen bewust maken van deze problematiek is een belangrijke stap in het verbeteren van de samenleving. Maak via campagnes duidelijk wat de problemen zijn die mensen met een verminderde mobiliteit ervaren en toon aan hoe mobiele mensen hun steentje kunnen bijdragen door initiatieven uit te lichten of op te starten. Een groter bewustzijn bij het publiek zal zorgen voor een groter draagvlak bij het invoeren van mogelijke oplossingen.
Een pad naar de toekomst
Het is de verantwoordelijkheid van de stad om ervoor te zorgen dat iedereen zich vrij en onafhankelijk kan bewegen, ongeacht of iemand in een rolstoel zit of niet. Qua fysieke oplossingen zijn er heel wat initiatieven die (al dan niet voldoende) de toegankelijkheid verbeteren. Maar de niet-fysieke aspecten zoals informatievergaring en het bewustzijn van de mobiele bevolking mogen niet vergeten worden. Hopelijk leven we ooit in een Brussel waar iedereen spontaan kan beslissen om een koffie te drinken in het centrum.
Auteurs: Dylan Baele, Fien Van Gemert, Kevin Taelemans en Lina Khomsi